Page 30 - OnzeTaal_jan2020_HR
P. 30

ETYMOLOGIE










            Van feestvarken



            tot feestbeest


                                                                                                                     illustratie Frank Dam


                n Vlaanderen bezorgt de vereniging Feestvarken
                sinds 2013 verjaardagspakketten aan kinderen
            I waarvan de ouders het financieel moeilijk hebben.
            Onlangs vroeg een lezer ons naar de oorsprong van het
            woord feestvarken: “Kan de associatie met gefêteerd of
            plat gezegd vetgemest worden op de jaardag, de oor-
            sprong ervan verklaren?” Warm!
               In de zeventiende eeuw hielden de gilden, verenigin-
            gen van burgers met hetzelfde beroep, jaarlijks een
            groot feest. Voor dat feest werd een os vetgemest; voor-
            dat deze ‘gilde-os’ of ‘gildekoe’ werd geslacht, werd hij
            versierd met linten en bloemen en onder tromgeroffel
            door de straten geleid. Tijdens de feestmaaltijd werd de
            gilde-os verorberd, waarna de restjes naar de armen gin-
            gen. De dichter Jacob Cats beschrijft zo’n optocht:

               De gild-os gaet daer heen verciert met rose-kranssen,
               Men hoort den trommel slaen, men siet de      PARTY ANIMAL
                 kinders danssen;                            Een vergelijkbare ontwikkeling maakte het woord feest-
               Hy schuym-bekt in den wijn, en pruyst [borrelt]    beest door. De oude betekenis vinden we in het Limburgsch
                 van enkel vet,                              Dagblad van 1964, dat onder de kop “Doortje 22 werd
               Maer peyst [denkt] niet aen de bijl, die op hem    ‘Miss Koei 1964’” meldt dat roodbonte Doortje, het vier-
                 is gewet.                                   honderdduizendste stuk vee op de Bossche Veemarkt, de
                                                             eer had “feestbeest” te zijn. Een jaar later schrijft Het
            Later namen slagers het gebruik over: een bijzonder vet   Parool over feestelijke kerstdiners: “Zonder twijfel is kip
            rund leidden ze met kransen en muziek door de stad in   het goedkoopste feestbeest.” Feestbeest ging gaandeweg
            de hoop dat de toeschouwers verlekkerd een stuk zouden   ook staan voor de hoofdpersoon van een feest, en werd
            bestellen. Die koe bleven ze ‘gilde-os’ noemen, ook al   dus een synoniem van feestvarken. In 1968 schrijft actrice
            hadden de gilden er geen bemoeienis meer mee.    Mimi Boesnach over haar afscheidsfeest: “Ik ben het
               Zo’n gilde-os stond natuurlijk in het middelpunt van   feestbeest om wie alles draait.”
            de belangstelling, en daarom ging de benaming gilde-      Tegenwoordig verstaan we onder een feestbeest
            os in de achttiende eeuw ook gebruikt worden voor de   eerder iemand die op ieder feestje te vinden is. In deze
                                                             betekenis is het woord een letterlijke vertaling van het
                                                             Engelse party animal, bekend van de gelijknamige Ame-
                 “Ik ben het feestbeest                      rikaanse film uit 1985. Het Nederlandse woord is rond
                                                             dat jaar in zwang geraakt, mede dankzij het kinder-
                 om wie alles draait.”                       sprookje Het feestbeest van Thomas Brugman (1983),
                                                             over een bizar beest dat meent elke dag jarig te zijn en
                                                             het ene feest na het andere geeft. Tien jaar later, in 1993,
                                                             beschrijft De Telegraaf een aantal typen vakantievierders,
                                                             zoals de uitslover, de reiziger en het feestbeest: “De
            hoofdpersoon van een feest. Aagje Deken en Betje Wolff   feest-beesten bestaan voornamelijk uit secretaressen,
            schreven ondeugend: “Waarlyk, ik was niet half zo   winkelbediendes of bankmedewerkers in de leeftijd van
      ONZE TAAL 2020  —  1    vetgemest, werd nu aangeduid met feestos of feestkoe,      bedrijfsnaam en merknaam. In Arnhem wordt jaarlijks
            capot, toen ik zelf de gilde-Os – ei, de Bruid was – (hoe
                                                             18 tot 30 jaar. Tijdens de vakantie gooien ze de remmen
                                                             los.”
            kan ik my zo verspreeken)”.
               Een stuk vee dat voor een speciale gelegenheid werd
                                                               Anno 2019 is het woord nog steeds populair, ook als
                                                             een Feestbeesten Festival georganiseerd. De populariteit
            en in de paasweek met paasbeest, paasos of paaskoe. Het
            woord paasvarken deed op een zeker moment ook zijn
                                                             van de variant op het oudere, studentikoze kroegtijger is
            intrede, en vanaf 1891 vinden we feestvarken, zowel in de
            letterlijke betekenis van ‘varken dat bij een feest wordt
            gegeten’ als overdrachtelijk: ‘persoon om wie die speci-  zeker ook te danken aan het rijm van beest op feest.
            ale gelegenheid draait’.                         HANS BEELEN EN NICOLINE VAN DER SIJS
   30
   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35