Page 26 - OnzeTaal_jan2019_HR
P. 26
ONDERZOCHT ERICA RENCKENS
Waar houdt jong taalkundetalent zich mee bezig? Foto: Bert Beelen
Het verhoren van kinderen
l bereid je een moeilijk gesprek nog zo goed
voor, in de praktijk verloopt het altijd anders.
A Je voert een gesprek tenslotte niet alleen: er
is interactie. Dat geldt ook voor politieverhoren met
kinderen, zo ontdekte juriste en neerlandica Guusje Jol
in het promotie-onderzoek dat zij momenteel uitvoert
aan de Radboud Universiteit.
Jol: “Voor zulke verhoren zijn allerlei richtlijnen op-
gesteld, die voortkomen uit psychologisch onderzoek,
wettelijke eisen die aan bewijs worden gesteld en de er-
varingen van docenten. Maar in de praktijk kent zo’n
gesprek zijn eigen dynamiek: wat de verhoorder zegt,
roept iets op bij het kind, en andersom. Ik was benieuwd
hoe zich dat verhoudt tot de richtlijnen uit het boekje.
Zijn die in de praktijk wel uitvoerbaar?”
HEFTIG
Van het Openbaar Ministerie kreeg Jol – onder strikte Juriste en neerlandica Guusje Jol onderzocht politieverhoren
voorwaarden – toegang tot beeld- en geluidsopnamen met kinderen.
van verhoren in zaken waarbij het kind mogelijk slacht-
offer of getuige was van seksueel misbruik. Heftige ge- hard geschopt!’ Jol: “De verhoorders reageren daar vol-
sprekken dus. “De ene dag kan ik er beter naar kijken gens de richtlijnen neutraal op, met hm of oké. Maar dat
dan de andere. Zeker in de beginperiode van mijn onder- kun je ook als een afkeuring opvatten. Je ziet kinderen
zoek heb ik er veel achter elkaar beluisterd en bekeken. dan ook vervolgens een andere reactie najagen, maar die
Dat komt behoorlijk binnen.” komt zelden. Heel af en toe is er een geruststellende
De kinderen in de opnames zijn tussen de zes en elf reactie, maar die blijft minimaal, zodat die toch nog
jaar oud en zitten in een van de elf kindvriendelijke ver- neutraal te noemen is. Een meisje vertelt bijvoorbeeld
hoorstudio’s in Nederland. “De gemiddelde verhoor- over de excuses die ze zal verzinnen als iemand aan haar
ruimte is kaal en ongezellig, maar deze zijn kleurrijker probeert te zitten en dan zegt de verhoorder: ‘Ja, dat is
aangekleed. Er is speelgoed en kinderen kunnen teke- een idee.’ Dat kún je als neutraal interpreteren, maar
nen. Dat is fijner voor het kind en vergroot bovendien de meestal zeggen we dit zo – zonder goed voor idee – als we
kans dat het kind gaat vertellen en het verhoor succes- iets juist níét zo’n goed idee vinden. Al doe je nog zo je
vol is.” best, neutraal communiceren is eigenlijk een onmogelij-
ke opgave.”
RUIS
De richtlijnen zijn bedoeld om zo betrouwbaar mogelijke GEKKE VRAGEN
informatie te verzamelen, maar ze zorgen soms juist Als laatste keek Jol naar de instructies die agenten aan
voor ‘ruis op de lijn’, aldus Jol. “Verhoorders vragen bij- het begin van het verhoor aan het kind moeten geven.
voorbeeld vaak naar de bronnen van kennis: ‘Hoe weet De verhoorder wijst het kind er dan bijvoorbeeld op dat
je dat?’ Dat is nodig om te kunnen controleren of de ver- hij het mag aangeven als hij iets niet weet, dat hij het
klaring betrouwbaar is. Maar in alledaagse gesprekken is mag vragen als iets onduidelijk is en dat hij een fout van
de verhoorder mag verbeteren. “Dat moeten ze vervol-
“Kinderen reageren soms gens oefenen, maar dat is moeilijk realistisch te doen.
De formulering ‘Dus als ik aan jou vraag …’ geeft al heel
een beetje geïrriteerd: duidelijk aan dat de verhoorder iets van het kind ver-
wacht. Wat oefen je dan eigenlijk? In het echte verhoor
komt dit zo niet voor.”
‘Nou, dat zag ik gewoon.’”
ONZE TAAL 2019 — 1 dat vaak een rare vraag. Kinderen reageren dan ook ge dingen ontkom je gewoon niet, zoals het vragen naar
Moeten de richtlijnen op de schop? “Nee, aan sommi-
de bronnen van kennis. Maar ze zouden wel wat genuan-
ceerd mogen worden. Vertel bijvoorbeeld dat je veel en
soms een beetje geïrriteerd: ‘Nou, dat zag ik gewoon.’
soms gekke vragen zult stellen, maar dat dit nu eenmaal
moet.” Jol hoopt dat haar bevindingen ertoe leiden dat
Taal is niet alleen informatie uitwisselen, het is ook een
hoor stroef verloopt. “Studioverhoorders hebben veel
de achtergrond.”
Een tweede punt dat Jol opviel, is dat kinderen vaak
sociale interactie. Dat verdwijnt in veel richtlijnen naar verhoorders beter begrijpen wat er gebeurt als een ver-
hart voor de zaak. Als ze weten waarom de interactie op
spontaan vertellen over hun eigen rol bij het vermoede- een bepaalde manier verloopt, kunnen zij bewustere
26 lijke strafbare feit: ‘Hij deed dit en toen heb ik hem heel keuzes maken.”