Page 20 - OnzeTaal_febmrt2020_HR
P. 20
tieve effect op de taalontwikkeling heeft, en ook het
aantal keren dat het kind zelf aan het woord kwam
(meer precies: het aantal zogeheten beurtwisselingen).
Hoe meer woorden het kind in de onmiddellijke omge-
ving hoort, en ook hoe meer beurtwisselingen er zijn,
hoe beter de taalontwikkeling. Veel achtergrondlawaai
bleek juist weer slechter voor de taalontwikkeling.
Studies naar de latere taalontwikkeling (4-6 jaar) sug-
gereren dat het aantal beurtwisselingen steeds belang-
rijker wordt. Zo is met hersenonderzoek de hersenacti-
viteit in het taalgebied gemeten terwijl kinderen in de
scanner naar een verhaal luisterden. De hersenactiviteit
was groter bij kinderen die in de dagelijkse communica-
tie met hun ouders veel beurtwisselingen hadden. Het
aantal woorden dat ze hoorden, had geen effect op de
hersenactiviteit. Het lijkt er dus op dat de interactie met
de omgeving (gesprekken met anderen) voor de taal-
ontwikkeling geleidelijk aan belangrijker wordt dan het
aantal woorden dat kinderen horen.
STRATEGIEËN
Dit onderzoek naar woorden die vlak bij het kind zijn
uitgesproken heeft wel de beperking dat er vooral naar
aantallen is gekeken: het aantal woorden en het aantal
beurtwisselingen. Het ligt immers ook voor de hand dat
de kwalitéít van het taalaanbod belangrijk is. Een goede
akoestiek in de ruimte waar gesproken wordt, een goede
uitspraak, een rijke variatie in woorden en zinsbouw, dat
kan allemaal van belang zijn, maar het is moeilijker te
meten. We weten wel dat ouders die veel met hun kinde-
ren praten, doorgaans ook meer verschillende woorden
en complexere zinnen gebruiken, maar daar moet nog
meer onderzoek naar gedaan worden. richte spraak. Zo verschilt kindgerichte spraak in Neder-
Op één punt is de kwaliteit van het taalaanbod wel land sterk van die in Amerika. Amerikanen overdrijven
nader onderzocht, namelijk als het gaat om de interac- de toonhoogte in kindgerichte spraak veel meer dan
tie, de wijze waarop gesprekken verlopen. In klinische Nederlanders. Ook zijn er cultuurverschillen: in veel
toepassingen (bijvoorbeeld bij de logopedist) wordt ou- culturen is kindgerichte spraak niet zo gebruikelijk, of
ders vaak een instructie gegeven over hoe ze goed kun- er wordt zelfs in het algemeen veel minder tegen jonge
nen reageren op een kind met taalproblemen. Een ouder kinderen gesproken omdat ze nog niet als volwaardige
die ingaat op wat de aandacht van het kind heeft (ge- communicatiepartner worden gezien. Toch bereiken
deelde aandacht) ondersteunt de woordenschatontwik- kinderen in deze culturen dezelfde talige mijlpalen. Dat
wijst erop dat kindgerichte spraak misschien wel nuttig
Als een kind ‘fant’ zegt, maar niet noodzakelijk is.
Ten slotte is ook het opleidingsniveau van de ouder
dan kan een ouder zeggen: een belangrijke factor in de taalontwikkeling van kinde-
ren. Een hogere opleiding gaat vaak samen met een
‘Ja, dat is een olifant met rijker taalaanbod. Het zou zelfs kunnen dat aanleg en
aangeboren eigenschappen hier een rol bij spelen, maar
een grote slurf.’ daar is nog maar weinig onderzoek naar gedaan.
Voor iedereen die met kleine kinderen omgaat, lijkt
het beste advies dus te zijn om zowel veel tégen kinde-
ren als mét kinderen te praten. Kindgerichte spraak is
keling van het kind beter dan een ouder die iets onder de daarbij zeker niet slecht voor de taalontwikkeling. Mis-
aandacht van het kind wil brengen. schien is het ook niet noodzakelijk, maar onderzoek
Er zijn ook verschillen in hoe ouders op tálige uitin- wijst wel op allerlei positieve effecten. Veel praten met
gen van hun kind reageren. Twee strategieën lijken kinderen is voor ouders hoe dan ook altijd goed: het
vooral belangrijk. Als een kind ‘fant’ zegt in plaats van zorgt voor een goede band tussen ouders en kinderen,
ONZE TAAL 2020 — 2/3 te manier te herhalen geeft de ouder het kind de gele-
‘olifant’, dan kan een ouder zeggen: ‘Ja, dat is een oli-
en het beïnvloedt ook nog eens de sociale en cognitieve
fant met een grote slurf.’ Door het woord op een correc-
ontwikkeling van kinderen.
genheid zijn eigen uitspraak te vergelijken met die van
de volwassene en daarvan te leren. Doordat de ouder er
ook nog eens nieuwe informatie bij geeft, kan het kind
een beter begrip van het woord krijgen. Beide strategie-
en hebben een gunstig effect op de taalontwikkeling.
TOONHOOGTE
Hoewel onderzoeksresultaten wereldwijd grotendeels
20 overeenkomen, zijn er ook grote verschillen in kindge-