Page 25 - OnzeTaal_dec2019_HR
P. 25
de échte, waarzaligmakende ge-
nade. Maar uiteindelijk ben ik in
Leiden het geloof kwijtgeraakt.”
EIGEN VERHAAL
Wie verzon die tale Kanaäns
eigenlijk?
“Vrome lieden van de ‘Nadere
Reformatie’ (in de zeventiende
en achttiende eeuw), met als
voormannen dominee Willem
Teellinck, Gisbertus Voetius,
Jodocus van Lodensteyn en
Bernardus Smytegelt. Hun pre-
diking drong sterk aan op zelf-
beproeving en op een geheiligde
levenswandel. In lekengezel-
schappen is de tale Kanaäns
verder ontwikkeld. Gezelschap-
pen zijn bijeenkomsten waarin
uitverkorenen elkaar opzoeken
en elkaar vertellen over de won-
derlijkste goddelijke ervaringen
die ze hebben meegemaakt.”
“In zowel mijn eerste als mijn
laatste roman gebruik ik die taal
ook; ik leg die in de mond van
bevindelijk gereformeerde per-
sonages die met God leven en
daarover graag spreken. Dat ik,
ongelovige, dat doe, is een vorm
van toe-eigening die sommige
bevindelijk gereformeerden wel
ongepast vinden. Ik snap dat
wel. Maar voor mijzelf voelde
dat juist als een toe-eigening
van mijn eigen jeugd. Als kind
heb je weinig in te brengen,
chisatievragen uit het hoofd en zongen we samen psal- vooral als je in dat soort kringen opgroeit. Je wordt gebo-
men. Dan moesten we allemaal een psalm opgeven; één ren in een wereld die helemaal af is; op alle vragen zijn
broer koos altijd psalm 87 vers 3: ‘De Filistijn, de Tyriër, al antwoorden, nog voordat er een vraag in je kan opko-
de Moren’. Lekker kort. Ik speelde er dan blokfluit bij – men. Er is heel precies voor je bepaald wat je moet doen
ook weleens uit baldadigheid vals of te snel. Als er een en wat je moet denken. En niet te vergeten: wat je moet
verkering van een van ons op zondagavond langskwam, laten. Door in mijn werk die opvoeding onder de loep te
schaamde ik me wel voor dat psalmen zingen, maar ze nemen, en daarbij die taal te gebruiken die ik altijd heb
deden dat meestal zelf thuis ook op zondag.” gehoord, maar die mij altijd buitensloot, maak ik van
mijn jeugd een nieuw, eigen verhaal. Dat is heel eman-
STUDENTENTIJD ciperend, en je ontsnapt daarmee aan het slachtoffer-
“Toen ik in mijn studententijd in Leiden naar de veel schap.”
minder ‘zware’ Hervormde Kerk ging, klonken de pre- Heb je weleens gemerkt dat die bijbeltaal ook in je
ken daar in mijn oren leeg. Ik miste de hoogten en de gewone, dagelijkse taalgebruik binnensluipt?
diepten van de bevindelijke taal – niet zozeer omdat die “Zo’n bevindelijke uitdrukking komt wel heel regelma-
woorden mij vertrouwd waren, maar omdat ze voor mij tig in me op, maar aangezien ik leef met mensen die dat
echt een waarheid in zich droegen. Daar nam ik de helemaal niets zegt, druk ik dat weg.”
merkwaardigheden voor lief bij, zoals de verkleinwoor- Wordt de tale Kanaäns langzamerhand een dode taal?
den (bijvoorbeeld een stondetje, enigjes en alleentjes, een “Ik weet niet goed of de tale Kanaäns nog veel actief
hoopje volk) waar sommige dominees zich zo graag van wordt gebruikt. Bevindelijk gereformeerde jongeren
bedienen om te benadrukken hoe ongelofelijk wonder- praten in elk geval liever in gewone taal over religieuze
lijk het is als de grote God zich heel eventjes inlaat met zaken. Ik vraag me af of zij die oude prekenboeken nog
een nietig, doemwaardig mensenkind. En de soms lezen. Door de komst van internet is de moderne wereld,
vreemde samentrekkingen: het ban- en goddeloos waar wij ons vroeger verre van hielden, volop in hun
geslacht, vat- en ontvangbaar voor genade.” levens binnengekomen. Het reformatorische FilterNet ONZE TAAL 2019 — 12
“Mij was geleerd mezelf als zondaar te haten en dat blokkeert de ergste verderfelijke websites of laat in de
ook in de preek voorgehouden te krijgen. Ik was in het strenge variant alleen bezoeken aan mailprogramma’s
bijzonder gewaarschuwd voor hervormden, want die en refo-sites toe, maar voor smartphones zijn er geen
spiegelden je een hemel voor, terwijl er geen grond was filters. Het behoudende deel van de groep doet zijn best,
om erop te vertrouwen dat je daar ook terecht zou ko- maar het afgesloten zijn van de wereld is niet meer goed
men. Ik was niet geïnteresseerd in een hemel die uitein- vol te houden. Ik heb het gevoel dat ik in mijn werk de
delijk toch geen hemel zou blijken te zijn. Ik wilde alleen tale Kanaäns heb bewaard voor het nageslacht.” 25