Tussen is een voorzetsel. Na een voorzetsel volgt altijd een niet-onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord. Onderwerpsvormen zijn ik, jij/je, hij, zij/ze, het, wij/we, jullie en zij/ze. De niet-onderwerpsvormen (ook wel voorwerpsvormen genoemd) zijn mij/me, jou/je, hem, haar, het, ons, jullie en hen/hun.

Andere vergelijkbare voorbeeldzinnen (de voorzetsels zijn vetgedrukt, de niet-onderwerpsvormen zijn cursief):

  • Dat is een meevaller voor jou en mij.
  • Ze vonden het erg gezellig met de kinderen en ons!
  • Hij sprak namens de organisatie en hemzelf.
  • Het gaat me om haar en de gevolgen voor haar bedrijf.
  • Het ging over hen en de ideeën die ze hebben.
  • Dat zeiden ze tegen haar en Lisa.

Met hen die

Ook in zinnen als ‘We moeten rekening houden met hen die minder te besteden hebben’ is hen juist. Ook nu komt na het voorzetsel (met) de niet-onderwerpsvorm hen. Dat na hen een bijzin staat die begint met die, verandert daar niets aan. ‘We moeten rekening houden met ‘zij’ die minder te besteden hebben’ is dus geen goede zin. Meer voorbeelden:

  • Ik heb een vraag aan hen die er de vorige keer ook bij waren.
  • Dit wil ik morgen zeggen tegen hen die zich al jaren inzetten voor onze vereniging.
  • De herinnering aan haar mooie, lange leven is een troost voor ons die achterblijven.
  • Dit compliment geef ik graag door aan jou, die er zo hard aan gewerkt hebt. (formele zin)
  • Voor hem die geneigd is het goede te doen, is het leven vaak eenvoudiger. (formele zin)

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag