In combinaties als Turkse Nederlander en Nederlandse Turk geeft het bijvoeglijk naamwoord Turkse of Nederlandse iemands afkomst aan. Het zelfstandig naamwoord Nederlander of Turk staat voor het land waar iemand woont en/of diens nationaliteit.

Vergelijkbare voorbeelden zijn:

  • een Marokkaanse Belg (een Belgische burger van Marokkaanse afkomst)
  • een Joodse Duitser (een Duitse burger van Joodse afkomst)
  • een Afrikaanse Amerikaan (een Amerikaanse burger van Afrikaanse afkomst)

Turks-Nederlandse nationaliteit

Als iemand twee nationaliteiten heeft, bijvoorbeeld de Turkse en de Nederlandse, is de duidelijkste formulering: ‘Deze persoon heeft de Nederlandse en de Turkse nationaliteit.’

In de praktijk komt iemand met een Turks-Nederlandse nationaliteit steeds vaker voor. Het streepje drukt eigenlijk uit dat het om iemand gaat die één nationaliteit heeft: een combinatie van Turks en Nederlands. Meestal wordt deze schrijfwijze opgevat zoals hij bedoeld is: iemand heeft twee nationaliteiten, of woont in Nederland (en heeft de Nederlandse nationaliteit) en heeft daarnaast een andere afkomst (of diens ouders of grootouders hebben dat). Het Sociaal en Cultureel Planbureau spreekt bijvoorbeeld van Turks-Nederlandse, Marokkaans-Nederlandse, Antilliaans-Nederlandse en Surinaams-Nederlandse leerlingen.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag