In paspoorten (en vroeger ook op rijbewijzen) staat Nederlandse. Dat is het bijvoeglijk naamwoord Nederlands met een buigings-e erachter. De overheid vat het geheel “Nationaliteit: Nederlandse” dus op als verkorting van ‘Wat is de nationaliteit van deze persoon?’ Het antwoord is: ‘De Nederlandse.’

Als je op een formulier Nederlands invult (“Nationaliteit: Nederlands”), dan antwoord je eigenlijk: ‘Mijn nationaliteit is Nederlands.’ Daar is niets op aan te merken. Het sluit bovendien goed aan bij andere onderdelen van formulieren. Bij burgerlijke staat vul je immers ook bijvoorbeeld ongehuwd, samenwonend of gehuwd in, zonder buigings-e. Vergelijk ook de volgende gevallen:

  • Kleur ogen: blauw
  • Staat van onderhoud: redelijk
  • Referenties: uitstekend

Nationaliteit: Nederlander

Als je de zelfstandige naamwoorden Nederlander of Nederlandse invult na Nationaliteit: ... is dat op zichzelf ook duidelijk, maar dit lijkt wat minder vaak voor te komen. Het is ook niet zo gebruikelijk om te zeggen ‘Mijn nationaliteit is Nederlander/Nederlandse.’ In dit geval antwoord je in feite: ‘Ik ben een Nederlander/Nederlandse.’

Belg, Belgisch, Belgische

Voor België geldt hetzelfde als voor Nederland. Op formulieren zijn mogelijk:

  • Nationaliteit: Belgische
  • Nationaliteit: Belgisch
  • Nationaliteit: Belg

Op officiële documenten staat Nationaliteit: Belg.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag