Wat is juist: transgenderpersoon of transgender persoon? En hoe zit het met trans( )persoon?
Zowel transgenderpersoon als transgender persoon is juist. De spatie heeft (licht) de voorkeur.
Je kunt transgender als zelfstandig naamwoord gebruiken, maar ook als bijvoeglijk naamwoord.
Als je transgender als zelfstandig naamwoord gebruikt, kun je er de, een, die, deze, enz. voor zetten en er een meervoud van maken: de/een transgender, die/deze transgenders, enkele transgenders, enz. Je kunt er ook samenstellingen mee vormen, zoals transgenderpersoon. Vergelijkbaar zijn bijvoorbeeld vertrouwenspersoon en sleutelpersoon.
Als je transgender als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, komt er een spatie in transgender persoon. Vergelijkbaar zijn bijvoorbeeld een bijzonder persoon en een leuk persoon.
Verschil in gevoelswaarde en stereotypering
Oorspronkelijk was transgender alleen een zelfstandig naamwoord:
- Ken jij een transgender?
- Ik heb twee transgendercollega’s.
Op dit soort zinnen komt soms kritiek: ze kunnen stereotyperend, negatief of zelfs beledigend overkomen. Als je iemand een transgender noemt, ‘reduceer’ je die persoon als het ware tot dat ene kenmerk, terwijl elk mens veel meer kenmerken en eigenschappen heeft. Als je transgender als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, vermijd je deze negatieve bijklank.
De laatste jaren wordt transgender steeds vaker als bijvoeglijk naamwoord gebruikt:
- Ken jij iemand die transgender is?
- Ik heb twee transgender collega’s.
Als bijvoeglijk naamwoord blijft transgender onverbogen: de vorm transgendere is niet gebruikelijk.
Trans, trans( )man, trans( )vrouw, trans( )persoon
In plaats van transgender kom je vaak de verkorting trans tegen. Ook dat kan zowel een bijvoeglijk als een zelfstandig naamwoord zijn.
- Mijn broer is een trans.
- Mijn broer is trans.
- Onze bloemiste is een transvrouw.
- Onze bloemiste is een trans vrouw.
Ook hier geldt dat het gebruik van een trans – en, in het verlengde daarvan, van samenstellingen als een transvrouw – minder neutraal overkomt dan het gebruik van trans als bijvoeglijk naamwoord. ‘Mijn broer is trans’ en ‘Onze bloemiste is een trans vrouw’ hebben daarom de voorkeur.
Als bijvoeglijk naamwoord blijft trans, net als transgender, onverbogen; we hebben het dus niet over een transe man/vrouw.
Verwijzen naar mensen die transgender zijn
Een trans man is iemand die als man door het leven gaat, ook al is de persoon in kwestie bij diens geboorte als meisje geregistreerd. Je kunt naar een trans man daarom verwijzen met hij/hem/zijn en met woorden als man en werknemer. Dat de persoon in het verleden met een ander geslacht stond geregistreerd, is niet relevant.
Voor een trans vrouw geldt hetzelfde principe: dat is iemand die zichzelf als vrouw ziet, en naar wie je dus ook met vrouw en zij/haar kunt verwijzen, ook al stond zij ooit als jongen geregistreerd.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Herkomst van trans
Van oorsprong is trans in het Nederlands een voorvoegsel: je kon het lange tijd vrijwel alleen gebruiken in woorden als transcontinentaal en transcultureel, in navolging van het Latijn, waar trans ook een veelvoorkomend voorvoegsel (en voorzetsel) was. Meestal staat er in die woorden een zelfstandig naamwoord na trans, zoals continent of cultuur, en daarna een achtervoegsel als -aal of -eel. Maar ook combinaties met alleen een bijvoeglijk naamwoord komen voor, zoals transetnisch.
In het Engels zijn de mogelijkheden iets ruimer: door trans voor een zelfstandig naamwoord te zetten, kun je er veelal al een bijvoeglijk naamwoord van maken. Op die manier is het woord transgender ontstaan. Dit woord is in het Nederlands overgenomen en wordt, net als in het Engels, vaak verkort tot trans.