Tapas is het Spaanse meervoud van tapa, dat letterlijk ‘deksel’ betekent. Deze Spaanse hapjes zijn genoemd naar de kleine, op glaasjes drank liggende dekseltjes (tegen insecten) waarop ze oorspronkelijk geserveerd werden. Eenzelfde betekenisontwikkeling heeft ons woord schotel doorgemaakt. Als je spreekt van een koude schotel, heb je het over eten (niet over vaatwerk).

Omdat er doorgaans meerdere tapas tegelijk worden geserveerd, hoor en zie je in het Nederlands vooral de (Spaanse) meervoudsvorm en niet de enkelvoudsvorm. Je kúnt het wel hebben over één tapa, maar erg gebruikelijk is dat niet. Bovendien wordt in samenstellingen met tapas doorgaans het meervoud gebruikt: tapasbar en tapasrestaurant (niet tapabar en taparestaurant).

Een argument om tapas te verkiezen boven tapa’s is de uitspraak: de spelling tapa’s impliceert dat het woord met een lange, ‘open’ aa wordt uitgesproken (net als camera’s en orka’s), terwijl het bijna altijd als [tappas] klinkt, met twee korte, ‘gesloten’ a-klanken. Die uitspraak geef je het best weer door de apostrof achterwege te laten.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag