In het Nederlands van de Middeleeuwen was item al in gebruik. Het werd toen uitgesproken als ‘ietem’. Oorspronkelijk was een item een ‘post op een rekening’. Later kreeg het de algemenere betekenis ‘onderwerp (dat aan bod komt)’. Zo schreef Constantijn Huygens in de zeventiende eeuw: “Is ’t niet genoeg gewenscht, ick hebb noch eenen item”. Zijn tijdgenoot P.C. Hooft maakte er zelfs een verkleinwoord van: “Een reeckeningh (...) van drie vier vel pampier, (...) Met itempje, by itempje”.

Onder Engelse invloed is item opnieuw populair geworden, maar nu uitgesproken als ‘aitem’. Deze uitspraak is tegenwoordig gebruikelijker dan het oudere ‘ietem’. De bekenis is meestal ‘onderwerp’, ‘onderdeel van een radio- of tv-programma’. Een hot item is een actueel onderwerp waar veel mensen zich over uitspreken. 

Waar komt item vandaan? 

Het woord item is een Latijns leenwoord. Het is van oorsprong een bijwoord met de betekenis ‘net zo, eveneens’. Die betekenis heeft item nog steeds, maar veel gebruikelijker is de variant idem. In ouder Nederlands kon item gebruikt worden als inleidend woord bij elk van de punten en artikelen in ambtelijke stukken, of als inleidend woord bij een nieuwe post op een rekening. Vanuit deze bijwoordelijke betekenissen ontwikkelde zich het zelfstandig naamwoord ‘punt in een lijst of op een begroting’, ‘onderwerp’, ‘programmapunt’.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag