In een zin als ‘Is er nog iets wat/dat ik moet weten?’ is zowel iets wat als iets dat mogelijk. Sommige mensen vinden iets wat iets beter klinken, omdat iets een onbepaald woord is. 

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Iets belangrijks wat/dat

Naar iets (een onbepaald voornaamwoord) kun je verwijzen met wat en dat (betrekkelijke voornaamwoorden). Dat kan ook als er na iets nog een bijvoeglijk naamwoord staat, zoals in iets belangrijks wat/dat. Wat krijgt soms de voorkeur, maar zeker als iets in de context iets concreets aanduidt, is dat ook goed mogelijk. Voorbeelden:

  • Er is iets belangrijks wat/dat ik je moet vertellen.
  • Ik heb iets bij de bakker gekocht wat/dat je zeker lekker zult vinden.
  • Is er nog iets in de koelkast wat/dat op moet voor de vakantie?

Alles en niets dat/wat e.d.

Ook bij andere onbepaalde woorden, zoals alles, al en niets, en bij woorden die zich als onbepaald telwoord gedragen (zoals een boel en een hoop), zijn wat en dat allebei mogelijk. Ook hier geldt dat de verwijzing met wat voor sommigen beter klinkt, vooral bij alles en al.

  • Alles wat/dat ze wilde was rust aan haar hoofd.
  • Heb respect voor al wat/dat leeft.
  • Niets wat/dat de staatssecretaris ter verdediging aanvoerde, werd nog geloofd.
  • Er is nog een hoop wat/dat ze moeten leren.

Ook als er verwezen wordt naar wat, zijn dat en wat allebei mogelijk, maar dat heeft in dat geval sterk de voorkeur. Dat geldt zowel voor wat als vraagwoord als voor wat in de betekenis ‘iets’:

  • Wat heeft zij dat ik niet heb?
  • Ik heb daar wat gezien dat mij wel beviel.

Het mooie, leuke, bijzondere, enige dat/wat

Naar bijvoeglijke naamwoorden waar het voor staat, kun je ook zowel met wat als met dat verwijzen:

  • Onze vakantie naar Nieuw-Zeeland is het mooiste wat/dat we ooit hebben gedaan.
  • Dat is nu het raadselachtige wat/dat hij bedoelde.
  • Het enige wat/dat telt, is of je het naar je zin hebt!

Alleen wat

Wat kan ook verwijzen naar meer dan een woord(groep), bijvoorbeeld naar een zin, een gedachte of iets wat niet genoemd wordt. Je kunt dat dan niet gebruiken.

  • Het museum werd een succes, wat een grote opsteker was voor de gemeente.
  • Ik vond het boek prachtig, wat me verbaast gezien de recensies.
  • Wat je gisteren gekookt hebt, ga ik ook een keer maken.

Alleen dat

Het betrekkelijk voornaamwoord dat gebruik je om naar het-woorden (concrete zelfstandige naamwoorden) te verwijzen: het boek dat, een cadeau dat, beleid dat, een ding dat. Wat geldt hier als minder juist, in elk geval in schriftelijk taalgebruik. Zie daarvoor de pagina over het boek dat/wat.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!