Wanneer gebruik je grote en wanneer grootte?
Grootte betekent ‘formaat, omvang’. Grote is een eigenschap, net als kleine of leuke: een grote zus bijvoorbeeld.
Grote is de verbogen vorm van het bijvoeglijk naamwoord groot:
- Jullie hebben een grote tuin.
- Haar grote zus ging met haar mee.
- Wil je een kleine of een grote?
Grootte is een zelfstandig naamwoord (de grootte), dat ‘formaat’ of ‘omvang’ betekent. Het bestaat uit groot en het achtervoegsel -te, dat ook in hoogte, lengte en breedte zit:
- Wat is de maximale grootte van de handbagage?
- Vanwege de grootte van het schilderij moet er een muur uitgebroken worden.
- Dat valt in dezelfde orde van grootte.
Er zijn een paar trucs om erachter te komen of grote of grootte juist is.
- Als je op dezelfde plek grotere kunt gebruiken, gaat het om het bijvoeglijk naamwoord grote: 'Wat is de prijs van de grote/grootte bloempotten?' > de prijs van de grotere > de prijs van de grote.
- Als je op dezelfde plek formaat kunt gebruiken, gaat het om het zelfstandig naamwoord grootte: een model op ware grote/grootte > een model op waar formaat > een model op ware grootte.
Die trucs werken ook redelijk in lastige gevallen, bijvoorbeeld als grote zelfstandig gebruikt wordt en toch een bijvoeglijk naamwoord is:
- Sven Kramer, dat is echt een grote!
- Welke schroevendraaier je nodig hebt? De grote.
- Margaret Thatcher behoorde tot de groten der aarde.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!