Wat is juist: ‘Mag ik de zout?’ of ‘Mag ik het zout?’?
Alleen ‘Mag ik het zout?’ geldt als juist.
Zout is een onzijdig woord (een het-woord). Daarom zijn de volgende zinnen juist: ‘Mag ik het zout?’, ‘Dit zout is roze’, ‘Dat zout was vroeger peperduur.’
Toch komt de zout in de praktijk vaak voor. De Dikke Van Dale geeft zelfs al jarenlang de voorbeeldzin ‘Mag ik de zout even?’, met de aantekening dat de zout hier metonymisch wordt gebruikt. De zout betekent hier volgens Van Dale dus in feite iets als ‘de zoutstrooier’ (‘de ‘verzameling’ zout hier op tafel’).
Metonymisch taalgebruik komt vaak voor. Zo betekent ‘De buren hebben lekkage’ niet dat de buren zélf lekken, maar dat er iets mis is in hun huis. En ‘We hoorden de trommels al uit de verte’ betekent dat de trommelslagen vanuit de verte hoorbaar waren. Toch zal niemand deze zinnen fout noemen. De kans dat dat wél gebeurt bij ‘Mag ik de zout’? en ‘Staat de zout al op tafel?’, is echter groot. Dat kan een argument zijn om ‘Mag ik het zout?’ en ‘Staat het zout al op tafel?’ te zeggen en te schrijven. De taalnorm die zegt dat (alleen) het zout goed is, is nog springlevend.
In de volgende zinnen is in elk geval alleen het zout juist:
- Jij bent het zout der aarde.
- Jij bent het zout in de pap.
- Ik heb nog iets voor haar in het zout. (= ‘ik heb nog een appeltje met haar te schillen’)
- Breng het water aan de kook, doe de groenten erbij en daarna pas het zout.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!