Het Nederlands kent heel veel woorden die zowel met het lidwoord de als met het kunnen voorkomen: commentaar, deksel, folie, matras, tablet, enzovoort. De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS, 1997) wijdt er tien pagina’s aan.

Sommige zelfstandige naamwoorden komen als de- en als het-woord voor met een betekenisverschil. Bijjvoorbeeld de doek en het doek, de bal en het bal, de blik en het blik, en de idee en het idee. Maar meestal bestaat er geen betekenisverschil en heeft een van de geslachten in de praktijk een (lichte) voorkeur. Zo zeggen de meeste mensen volgens de ANS bijvoorbeeld liever het aanrecht en de salon dan de aanrecht en het salon.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag