Het verschil in uitspraak tussen ‘bui-jen’ en ‘bui-wen’ komt door de variatie in de uitspraak van de ui. Het einde van deze tweeklank klinkt bij sommigen als uu, terwijl er bij anderen iets van een ie in zit. Als er op de ui een uh-klank (een sjwa) volgt, zoals in buien en buiig, verbind je die twee klanken automatisch met een ‘glijklank’.

De glijklank tussen uu en uh is een w, zoals in continue (‘kon-tie-nuu-wuh’). De glijklank tussen ieen uh is een j, zoals in knieën (‘knie-juhn’). Doordat er twee uitspraken van de ui zijn, kunnen op die tweeklank beide glijklanken volgen: w (‘bui-wuhn’) en j ‘bui-juhn’).

In sommige delen van het taalgebied – vooral het Groene Hart in Nederland, zo lijkt het – eindigt de ui bij de meeste sprekers op een echte uu-klank en verandert hij niet van klank in buien, buiig en vergelijkbare woorden. Daardoor gebruiken ze net als in continue een w als glijklank: bui-wen, bui-wig.

Er is geen officiële regel of instantie die bepaalt of dit bij de standaardtaal hoort. Fonologen vatten het op als een geval van normale variatie binnen het Standaardnederlands.

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag