Al eeuwen geleden kreeg kom naast ‘schaal, bak(je)’ ook andere betekenissen, zoals ‘laagte of uitholling in het aardoppervlak’ en ‘gewrichtsholte’ (zoals in ‘een arm die uit de kom is’). Kom kwam daarnaast in gebruik als topografische term, een ‘verdieping’ in het landschap.

Het centrale dorpsplein met de daaromheen gelegen bebouwing deed kennelijk ook denken aan een kom of schaal. Het plein was dan de ‘bodem’ van de schaal, en de bebouwing eromheen de ‘wand’. Dit gebruik van kom werd vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw nog algemener. Zo groeide het uit tot het begrip bebouwde kom in de betekenis ‘het bebouwde gebied van een stad of dorp’.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag