Schrijf je dezelfde, eenzelfde, hetzelfde, enzovoort, of de zelfde, een zelfde, hetzelfde enzovoort?
Aaneen zijn: dezelfde, hetzelfde, ditzelfde, datzelfde, diezelfde en eenzelfde. Twee combinaties met zelfde worden los geschreven, namelijk deze zelfde en zo'n zelfde.
Juist zijn dus:
- De actrice had dezelfde jurk aan als vorig jaar.
- Ik dacht precies hetzelfde!
- Hun bank is steenrood en ditzelfde rood komt terug in de gordijnen.
- Van hun vader werd gezegd dat hij een feestbeest was, en nu wordt datzelfde over hen geroepen.
- Mijn broer heeft eenzelfde soort woning als ik.
- Via deze zelfde pagina kunt u zich aanmelden als donateur.
- Ik zou wel zo'n zelfde reis willen maken.