Wat is goed: ‘Ik heb mijn sleutels verloren’ of ‘Ik ben mijn sleutels verloren’?
Deze zinnen zijn allebei juist. Voor sommigen (zeker niet voor iedereen) bestaat er een klein verschil. ‘Ik heb mijn sleutels verloren’ legt meer nadruk op de gebeurtenis van het verliezen. ‘Ik ben mijn sleutels verloren’ benadrukt de situatie nu, waarin de sleutels weg zijn.
Verloren hebben
Het werkwoord verliezen, waarvan verloren het voltooid deelwoord is, heeft van oudsher een voltooide tijd met het hulpwerkwoord hebben. In vaste verbindingen en uitdrukkingen is er daarom vaak een lichte voorkeur voor verloren hebben boven verloren zijn:
- Heb je je tong verloren?
- We hebben de moed nog niet verloren.
- Mijn buurvrouw heeft onlangs haar vader verloren.
- Ze hebben vorig jaar hun baan verloren.
- We hebben ons hart aan deze stad verloren.
- Wat doe je nu? Heb je soms je verstand verloren?
De uitdrukking iemand uit het oog verloren zijn is echter gebruikelijker dan iemand uit het oog verloren hebben.
Verloren zijn/hebben
Als er nadruk ligt op de handeling of de gebeurtenis van het verliezen van iets, past voor sommige mensen verloren hebben het best. In zinnen met verloren zijn ligt voor hen de nadruk sterker op de toestand die het gevolg is van het verliezen. Verloren is dan te vervangen door kwijt en iets verloren zijn betekent dan ‘iets kwijt(geraakt) zijn’, ‘iets nu niet meer hebben’.
- Ze heeft vorige week tijdens het hardlopen haar pinpas verloren. (nadruk op het verliezen)
- Ben je nu alweer je pinpas verloren? (nadruk op het ‘nu’: de pinpas is weg)
- Ik moet mijn sleutels hier ergens verloren hebben. (nadruk op het verliezen)
- Ik was mijn sleutels verloren en er was niemand thuis, dus daar stond ik dan. (nadruk op de situatie toen: voor een dichte deur zonder sleutels)
Het subtiele betekenisverschil tussen een voltooide tijd met hebben en zijn speelt ook een rol bij het werkwoord vergeten en is vooral goed zichtbaar bij werkwoorden die een beweging uitdrukken, zoals lopen:
- Ik heb de hele middag over het strand gelopen. (nadruk op de handeling: het lopen)
- Ik ben vanmiddag naar het strand gelopen. (nadruk op het resultaat daarvan: de bestemming)
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!