Veel taalnamen eindigen op een s of op de uitgang -isch: Engels, Frans, Russisch, enz. Ze zijn meestal van een aardrijkskundige naam afgeleid (Engeland, Frankrijk) en soms van een naam van een volk, zoals Gotisch (van Goten) en Hebreeuws (van Hebreeërs).

Als het Nederlands de benaming van de taal heeft overgenomen uit een andere taal, ontbreekt de -s(ch) vaak. Latijn is een vernederlandsing van (lingua) latina, zoals de taal in het Latijn zelf heette. Die naam is wel van een aardrijkskundige naam afgeleid (de Romeinse streek Latium), maar dat verband speelt tegenwoordig geen rol meer.

De meeste namen die niet op -s of -isch eindigen, hebben betrekking op talen van buiten Europa: Hindi (in India), Tagalog (op de Filipijnen), Quechua en Nahuatl (indianentalen), Sarnami (in Suriname) en Xhosa (in Zuid-Afrika). Vrijwel al die taalnamen zijn overgenomen uit de taal zelf.

Latijns

De vorm Latijns bestaat op zichzelf wel: dat is het bijvoeglijk naamwoord bij de taalnaam Latijn. Dit woord wordt gebruikt in bijvoorbeeld de Latijnse grammatica, het Latijnse meervoud, een Latijns woord en ook in op zijn Latijns. Verder zijn er het Latijnse alfabet en het Latijnse schrift (de letters waarin het Nederlands en vele andere talen geschreven worden).

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!