Onze huidige maandnamen (januari, februari, etc.) zijn allemaal van Latijnse oorsprong. Ze zijn vanaf de zevende eeuw langzaam maar zeker in gebruik gekomen. Daarvóór werden er voor de twaalf maanden benamingen gebruikt die ‘Germaanser’ aandeden. Daarvan zijn er enkele ook nu nog in gebruik.

Hieronder een overzicht van de meestvoorkomende alternatieve benamingen.

  • Januari is louwmaand: louwmaand is een variant van looimaand: januari was de maand waarin leer werd gelooid (voorbereidende bewerkingen erop uitvoeren).
  • Februari is sprokkelmaand: ontstaan uit een verbastering van het Latijnse spurcalia, de naam van een reinigingsfeest dat in februari werd gevierd. De benaming is aangepast onder invloed van het Nederlandse woord sprokkelen.
  • Maart is lentemaand: de maand waarin de lente begint.
  • April is grasmaand: de maand waarin het nieuwe gras uitspruit.
  • Mei is bloeimaand: de maand waarin alles tot bloei komt.
  • Juni is zomermaand: de maand waarin de zomer begint.
  • Juli is hooimaand: de maand waarin van oudsher het hooien plaatsvindt.
  • Augustus is oogstmaand: de maand waarin van oudsher geoogst wordt. Het woord oogst is overigens ontstaan uit de Latijnse naam Augustus.
  • September is herfstmaand: de maand waarin de herfst begint.
  • Oktober is wijnmaand: de maand waarin van oudsher wijn gemaakt wordt.
  • November is slachtmaand: de maand waarin traditioneel de dieren werden geslacht.
  • December is wintermaand: de maand waarin de winter begint.

Er zijn nog tal van andere verouderde benamingen te vinden in de woordenboeken (zoals het Woordenboek der Nederlandsche Taal en Van Dale), zoals aarzelmaand voor oktober en weidemaand voor juni. De meeste daarvan zijn niet (meer) algemeen in gebruik.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag