Dertig jaar Onze Taal en de Troonrede
Dit jaar hebben de taaladviseurs van het Genootschap Onze Taal voor de dertigste keer de taal in de Troonrede nagekeken. En dat is een goede aanleiding om even stil te staan bij hoe het allemaal zo gekomen is, en wat er zoal veranderd is in de loop der jaren.
Raymond Noë
Kritiek op de Troonrede zal er altijd zijn (zoals ook blijkt uit dit gedicht uit 1865), maar in de eerste helft van de jaren tachtig richtte die kritiek zich in belangrijke mate ook op het taalgebruik. Steeds weer werd er gemopperd over “afwijkingen van de voorkeurspelling, ontbrekende of misplaatste komma’s, barbarismen, te moeilijke woordconstructies, fouten tegen het grammaticale getal, foute zinsconstructies, en te lange en onbegrijpelijke zinnen”.
Al die talige onvrede bracht het Genootschap Onze Taal er in 1987 toe ondersteuning aan te bieden. Hoe zou de minister-president het vinden als twee taaladviseurs van het genootschap de tekst vooraf zouden doorlichten, vroeg de toenmalige bestuursvoorzitter Staab in een brief aan het ministerie van Algemene Zaken. De premier en zijn ambtenaren reageerden afwijzend. Uit Onze Taal van september 1987:
De directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst verklaarde hooghartig dat ‘er helemaal geen tijd is voor discussie met een meneer die pretendeert dat hij het taalkundig allemaal beter weet. Als de regering de Troonrede niet duidelijk vond, liet ze die niet zo de deur uit gaan. Wie de Troonrede niet snapt, moet de volgende dag de krant maar lezen.’ Een woordvoerder van Algemene Zaken voegde daaraan toe: ‘De kritiek van Onze Taal? Die horen we graag ... na afloop. En we zullen daar kennis van nemen.
Desondanks ging men, na kritische vragen van de VVD aan premier Lubbers, toch overstag. Twee taaladviseurs – Wil Sterenborg en Peter Smulders – werden uitgenodigd, en in het oktobernummer van Onze Taal stond het volgende verslag:
Twee medewerkers van de Taaladviesdienst hebben de Troonrede-in-wording in verschillende fasen taalkundig bekritiseerd en begeleid. Minister-president Lubbers toonde zich daarbij een uiterst taalgevoelig man die ontvankelijk was voor alle opmerkingen over juist taalgebruik. Als resultaat stonden dit jaar – behoudens drukfouten van de Staatsdrukkerij – de komma’s wel op de goede plaats, waren de zinnen korter, de zinsconstructies makkelijker, was de spelling correct en het aantal moeilijke woorden geringer. De politieke strekking en de noodzakelijk geachte politieke formuleringen bleven natuurlijk buiten het bereik van de taaladviseurs.
De commotie en de enorme aandacht voor de bemoeienis met de Troonrede legde het genootschap overigens geen windeieren: er meldden zich in 1987 vijfduizend nieuwe abonnees aan!
Ook in 1988 ging Onze Taal op bezoek bij premier Lubbers, maar ditmaal legde deze een belangrijke aanbeveling naast zich neer – en kreeg vervolgens de halve Tweede Kamer over zich heen. In de tekst die koningin Beatrix had voorgelezen, stond namelijk de passage: “Het land is de afgelopen jaren schoner geworden. Dat geldt met name lucht en water.” Lubbers beweerde nu dat dat met name aangaf dat alléén water en lucht schoner waren geworden. Met name D66-voorman Hans van Mierlo betoogde dat de meeste Nederlanders deze twee zinnetjes heel anders interpreteerden, namelijk dat alles schoner was geworden, en dan voorál water en lucht. Na veel discussie en gestribbel bekende Lubbers ten slotte schoorvoetend zijn ongelijk.
Sindsdien is de inbreng van de Taaladviesdienst van het genootschap onafgebroken geweest, en dus gingen ook dit jaar twee taaladviseurs – voor de dertigste keer! – langs bij het ministerie van Algemene Zaken. Directeur Peter Smulders was daar niet meer bij: hij deed in 2012 een stapje terug, omdat het ministerie vond dat hij in een interview met Omroep Brabant zijn geheimhoudingsplicht had geschonden. En ook de minister-president was niet bij het overleg aanwezig. De premiers Lubbers en Kok schoven indertijd wel altijd persoonlijk aan, maar Jan Peter Balkenende liet het contact met Onze Taal liever aan zijn ambtenaren over, net als Mark Rutte.
Wat betreft de Troonrede zelf is er in die dertig jaar veel verbeterd, en dat komt echt niet enkel door de bemoeienis van Onze Taal. Er is veel meer aandacht voor de leesbaarheid en de begrijpelijkheid gekomen: de Troonredes zijn in vergelijking met dertig jaar geleden korter, zakelijker en eenvoudiger. Als die lijn doorzet, is de inbreng van Onze Taal over dertig jaar misschien helemaal niet meer nodig.
--------------------------
Het tijdschrift Onze Taal is de taal van de Troonrede (en de Algemene Politieke Beschouwingen) altijd met veel belangstelling blijven volgen, maar de aandacht is door de jaren heen verlegd van zinsbouw en woordkeus naar de meer retorische aspecten. Een overzicht van recente artikelen vindt u hieronder.
- '“Leden van de Staten-Generaal …” Waarom de Troonrede niet overtuigt', door Jaap de Jong (september 2006)
- 'Steeds korter en eenvoudiger? De taal van de Troonrede', door Jaap de Jong (januari 2008)
- '‘Gewauwel’ van ‘hufters’ en ‘idioten’. Stoere taal in politiek Den Haag', door Jaap de Jong en Conny Groen in ’t Woud (februari/maart 2010)
- 'Stekkers, geweren en stropdassen. Theatrale effecten in toespraken', door Jaap de Jong (september 2014)
- '‘Het schip van staat in veilige haven sturen’. Crisismetaforen en crisisframes' in de Troonrede, door Manon Voituron en Jaap de Jong (september 2014)
- 'Hoe kom ik in het nieuws? Tien debattips voor de Algemene Beschouwingen', door Jaap de Jong (september 2016)