Wat betekent ‘Dat is vaste prik’ en waar komt deze uitdrukking vandaan?
‘Dat is vaste prik’ betekent: ‘dat gebeurt regelmatig, daar kun je de klok op gelijkzetten’.
De prik in deze uitdrukking is oorspronkelijk een ingeprikte punt (of een kerfje) op een kerfstok. Een kerfstok was een stokje dat werd gebruikt om bij te houden wat iemand moest betalen. Het kon daarbij om belastingen gaan, maar ook om schulden. De prik werd op een bepaalde plek op de kerfstok gemaakt; de afstand stond voor het verschuldigde bedrag. Deze prik/kerf op de kerfstok kreeg later de betekenis ‘bedrag, prijs in het algemeen’ en vandaar weer: ‘vaste hoeveelheid’, waarbij men vooral dacht aan de voorspelbaarheid: ‘altijd hetzelfde’. Daarom kan ‘Dat is vaste prik’ nu van elke gewoonte gezegd worden.
Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) vermeldt bij kerfstok: “Stok waarop door middel van groote en kleine kerven enz. het belastbaar vermogen der ingezetenen werd aangewezen” en “een hulpmiddel tot het aanteekenen en onthouden, ook, zoo noodig, bewijzen van winkel- of herbergschulden”. De insnijdingen die de waarde van de schuld uitdrukten konden grote en kleine kerven zijn, of hele en halve kerven, of andere tekens, zoals kruisjes en prikken (‘ingeprikte punten’). Vaak ging het om een stel van twee latjes, bijvoorbeeld uit één stuk hout gespleten. Het ene latje hield de winkelier of herbergier, en het andere de klant. Telkens wanneer er een schuld moest worden aangetekend, werden de latjes tegen elkaar gepast, en werd op beide tegelijk hetzelfde merk ingesneden. Dit heette ook wel ‘een dubbele kerfstok’.
Van deze kerfstok is ook de uitdrukking iets op je kerfstok hebben afgeleid. Dit sloeg oorspronkelijk op een uitstaande schuld, en ging later ‘(in het algemeen) ergens schuldig aan zijn’ betekenen. Ook iets op eigen houtje doen gaat mogelijk terug op het gebruik van de kerfstok.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!