Wat betekent naar de filistijnen en waar komt deze uitdrukking vandaan?
Naar de filistijnen betekent ‘kapot, naar de knoppen’, ‘bedorven’. Een zin als ‘Mijn jas is naar de filistijnen’ betekent dus dat de jas kapot is of dat er bijvoorbeeld een vlek op zit die er niet meer uit zal gaan. Iets kan naar de filistijnen zijn, maar ook naar de filistijnen gaan of geholpen worden.
Deze uitdrukking gaat terug op de Bijbel: in verschillende bijbelboeken wordt de strijd tussen de Filistijnen en de Israëlieten beschreven. De Filistijnen waren een volk dat zich zo’n duizend jaar voor Christus langs de kust van Palestina had gevestigd (in de buurt van Gaza). De beschrijvingen van de strijd tussen Filistijnen en Israëlieten in de bijbelverhalen hebben de Filistijnen een slechte naam bezorgd: ze worden afgeschilderd als een barbaars en moordzuchtig volk. Wie in handen van de Filistijnen viel, was ten dode opgeschreven. Filistijnen heeft zich daardoor langzaam maar zeker ontwikkeld tot een soort scheldwoord met de betekenis ‘vernielers’, ‘verachtelijke, moordzuchtige mensen’. Van daaruit ontstond de uitdrukking naar de filistijnen voor iets wat kapotgemaakt of voorgoed bedorven werd.
De hoofdletter F is overigens vervallen in de uitdrukking omdat er niet direct wordt verwezen naar het volk, zoals in ‘David vluchtte naar de Filistijnen’ (hij ging naar het volk toe).
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!