Wat betekent met sint-juttemis en waar komt deze uitdrukking vandaan?
Met sint-juttemis betekent ‘nooit’. Als twee mensen bijvoorbeeld beweren dat ze met sint-juttemis gaan trouwen, bedoelen ze dus dat ze nooit zullen trouwen.
De benaming sint-juttemis is voor het eerst aangetroffen in de Kronieken van Roermond, in 1577: “Het sol hun comen op St. Judtmisse” (‘ze krijgen het met sint-juttemis’). Met sint-juttemis wordt weleens gecombineerd met als de kalveren op het ijs dansen, een uitdrukking die ook los voorkwam in de betekenis ‘nooit’.
Het is niet bekend waar de naam sint-juttemis vandaan komt. Het is mogelijk een verzonnen feestdag van een verzonnen heilige. Met sint-juttemis kon zo ‘op geen enkele feestdag, nooit’ gaan betekenen. Maar waarom is dan juist sint-juttemis verzonnen? Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) vermeldt dat het Westfaals Sünt-Jüttendag kende, dat ook ‘nooit’ betekende. Het ligt het meest voor de hand om juttemis/Jüttendag te herleiden tot een eigennaam. Dan zijn er verschillende kandidaten:
- De naam Jutte kwam misschien voort uit de associatie met de bijbelse Judit. Deze Judit heeft wel een officiële feestdag (7 september), maar die is tamelijk onbekend. Het is onduidelijk of deze dag ooit gevierd is.
- Het WNT vermeldt bij jut dat er in een oud boek melding wordt gemaakt van een heilige Judit (feestdag: 17 augustus), maar het is volgens het WNT onduidelijk wie daarmee wordt bedoeld. Wellicht is het de heilige Guda/Guida/Jutta van Arnstein, die halverwege de twaalfde eeuw in Duitsland leefde, en van wie de feestdag op 17 augustus valt. Er zijn meer heilige Jutta’s/Judits, zoals Jutta van Sangerhausen (feestdagen: 5 en 12 mei) en Judith van Niederaltaich (feestdag: 29 juni). Van deze drie wordt Guda van Arnstein het meest genoemd. Dat haar feestdag op 17 augustus valt, zou de toevoeging ‘als de kalveren op het ijs dansen’ mooi verklaren: dat kalveren op het ijs dansen, is immers bijzonder onwaarschijnlijk, en dat dat in augustus zou gebeuren helemaal.
- Carolus Tuinman legt in zijn spreekwoordenboek uit 1726 een verband met de legende van pausin Johanna, die dan de bijnaam Jut zou hebben gehad. Deze pausin heeft nooit een eigen feestdag gekregen. Sint-Juttemis is dus een spottende benaming van een feestdag die nooit bestaan heeft.
- Jut kon ook een vrouw in het algemeen aanduiden: zo was een domme jut een ‘dom vrouwspersoon’. Dat met sint-juttemis iets zou betekenen als ‘met sint-welk-vrouwspersoon-dan-ook’ wordt echter nergens vermeld.
- Het WNT maakt ook melding van Jutjesdag, die in oktober werd gehouden: “Het huren van boerenknechts en meiden geschiedde weleer ook op de markten. (...) Te Utrecht kent men den Jutjesdag. Al de boerenmeiden, die een dienst zochten, kwamen op de Neude staan met een takje in de hand; was de huur gesloten, dan brak men het takje.” Maar ook hier geldt: nergens wordt er gerept van een verband tussen sint-juttemis en Jutjesdag.
Er zijn meer uitdrukkingen die ‘nooit’ betekenen:
- als Pasen en Pinksteren op één dag vallen
- als er twee zondagen in een week komen
- op de eerste zondag die midden in de week komt
- in ’t jaar één, als de uilen preken
- in de pruimentijd
- ad calendas graecas (= ‘met de Griekse calendae’. Met calendae duidden de Romeinen de eerste dag van een maand aan. De Grieken kenden dat woord niet, dus ‘met de Griekse calendae’ is ‘nooit’).
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!