Page 32 - OnzeTaal_mei2020_HR
P. 32

DICHTPLAATSEN  INGMAR HEYTZE

            Dichter Ingmar Heytze over stijlfiguren, of ‘dichtplaatsen’, zoals hij ze ook wel noemt.



            De doorlopende wijs






                     at poëzie is, weet ik nog steeds niet. Toch geef   gedicht dat zo inzet, kan stamelend romantisch zijn,
                     ik er les in, hoewel dat eigenlijk de lading niet   bestudeerd slordig, artistiek en intellectueel, tegen de
            W dekt. Ik zit erbij en kijk hoe mijn cursisten    conventies van het nette ‘well-made poem’ in. Joost
            het elkaar leren. Soms zeg ik ook iets. Vaak heb ik daar   Zwagerman gebruikt de dichtplaats in nagenoeg elk
            direct weer spijt van. Hoe meer ik aan het woord ben,   gedicht van zijn tweede bundel, De ziekte van jij uit 1988,
            hoe slechter de les.                             die als volgt begint: “... zag jij misschien dat ik naar jou,
               Een veelvoorkomend probleem onder mijn cursisten   / dat ik je zag en dat ik zag hoe jij / naar mij te kijken
            is een miniatuurversie van het klassieke writer’s block:   zoals ik naar jou”.
            het onvermogen om een gedicht uit het niets beginnen.      De keizer van deze dichtplaats is Johnny van Doorn,
            Daar is een eenvoudige oplossing voor. Ontken dat er   die gedichten schreef waar je als lezer – en, nog liever,
            nog niets staat en begin op een willekeurig moment in je   als luisteraar – steevast in terechtkomt alsof je vanaf
            gedachtestroom op te schrijven wat je denkt, desnoods   een viaduct precies in de bijrijdersstoel van een snel
            ergens halverwege een gedachte. Tegen een gedicht dat   rijdende auto bent gevallen:
            er nog niet staat, kun je nooit op; een eerste versie kun
            je gaan verbeteren.                                Verdwaald in de duisternis
               Volgens mij hoef je nooit een gedicht uit het niets te   Is hij terechtgekomen in
            beginnen. Sterker nog, dat kán zelfs niet. Alles wat je   Een soort woestenij die
            ooit dacht voordat je een bepaald gedicht schreef, heeft   Met dopheide en kleine
            naar dat gedicht geleid. Je bent er in feite al mee begon-  Heesters is begroeid &
            nen toen je nog kind was.
               Er zijn gedichten waarin die denktrant is gestold in   enzovoorts, enzovoorts, tot aan die bekende mantra
            het gedicht zelf: ze beginnen alsof ze midden in een zin   “een magi- / Strale stralende ZON”.
            verdergaan, alsof de zin hier gewoon doorloopt. Een





            MATTHIAS GIESEN


























      ONZE TAAL 2020  —  5












    32
   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36