Page 15 - OnzeTaal_dec2020_HR
P. 15

Wilt u direct antwoord op een taalvraag? Bel dan 085 - 00 28 428.    HOE LEG JE DAT UIT?
       Ook via Twitter (@onzetaal) en WhatsApp (06 - 39 86 19 91) krijgt u
       snel antwoord. Zie voor andere mogelijkheden www.onzetaal.nl/taalloket.
                                                                   Als je Nederlandse les geeft aan anderstaligen (NT2’ers), kom
                                                                   je af en toe kwesties tegen waarvan je je afvraagt: hoe zit dat
                                                                   ook alweer?
       VERSCHUIVENDE NORMEN
                                                                   HUIS OF THUIS
       Wat is goed taalgebruik en wat niet? Die grenzen zijn voortdurend in   De woorden huis en thuis lijken erg op elkaar, in vorm
       beweging.                                                   én betekenis. Ze hebben allebei te maken met de plek
                                                                   waar je woont: ‘Dit is mijn huis’, ‘Ik ben thuis.’ Dat ze
                                                                   op elkaar lijken, komt doordat thuis is ontstaan uit te
       ‘DE WEDSTRIJD WAS NIETS AAN’                                huis, waarin te ‘in’ of ‘naar’ betekende.
       Zinnen als ‘Bananen ben ik niet dol op’, ‘Klagers heb ik een broertje      Huis is een zelfstandig naamwoord. Er kan een of
       dood aan’ en ‘De wedstrijd was niets aan’ gelden voor veel mensen   het voor staan: ‘Heb jij al een huis?’, ‘Dit is het huis
       als slordig. Hierin is een zinsdeel dat een voorzetsel bevat – (dol) op   waar ik woon.’ Na een voorzetsel blijft het lidwoord
       bananen, (niets) aan de wedstrijd – in tweeën gesplitst: het informa-  soms weg, zoals bij de vaste combinaties in huis, naar
       tief belangrijkste woord staat vooraan, het voorzetsel achteraan.   huis en van huis (‘Hoe laat ga je van huis?’). Daarin
       Taalkundigen noemen ze wel ‘bananenzinnen’, een term die geba-  duidt huis niet een willekeurig gebouw aan maar
       seerd is op het eerstgenoemde voorbeeld.                    iemands woonadres.
          Traditioneel geldt in verzorgd taalgebruik dat het voorzetsel mee      Thuis is een bijwoord. Het duidt een bepaalde plaats
       naar voren moet: ‘Op bananen ben ik niet dol’, ‘Aan klagers heb ik   aan, net als bijvoorbeeld hier en daar. Het betekent
       een broertje dood.’ Of de zin moet bijvoorbeeld luiden: ‘Bananen,   meestal ‘in (iemands eigen) huis’, zoals in ‘Ben je
       daar ben ik niet dol op.’ Nieuw zijn dit soort zinnen niet: volgens een   thuis?’ en ‘Robin blijft vandaag thuis.’ In combinatie
       artikel in De Nieuwe Taalgids uit 1942 komen ze al eeuwen voor – ook   met brengen of bezorgen kan thuis ook ‘naar huis’
       bij grote schrijvers, zoals Hooft en Huygens. Toch worden bananen-  betekenen: ‘Ik breng je thuis’ betekent hetzelfde als
       zinnen in verzorgd taalgebruik van oudsher afgekeurd.       ‘Ik breng je naar huis.’ Bij andere werkwoorden kun je
          Desondanks lijken steeds minder mensen te vallen over een zin   thuis niet gebruiken in de betekenis ‘naar huis’: ‘Ik ga
       als ‘De wedstrijd was niets aan.’ Dat kan komen doordat niets aan   thuis’ is niet goed. Ook ‘Ik ga naar thuis’ is geen goede
       hier in betekenis sterk op een bijvoeglijk naamwoord lijkt, zoals saai   zin, want voor thuis staat normaal gesproken geen
       of oninteressant. En naar analogie van ‘De wedstrijd was saai/oninte-  voorzetsel.
       ressant’ klinkt voor veel mensen ‘De wedstrijd was niets aan’ daar-     In sommige zinnen is thuis wel een zelfstandig
       door ook prima. Ook in een dialoogje als ‘Wat vond je van de wed-  naamwoord, zoals in ‘Ze heeft bij haar vriendin een
       strijd?’ – ‘Niets aan!’ lijkt niets aan zich net zo te gedragen als saai of   prettig thuis gevonden.’ Dan betekent het ‘een plek
       oninteressant.                                              om (tijdelijk of permanent) te wonen’, met de bij-
          In de spreektaal en in informeel schriftelijk taalgebruik zullen   gedachte dat het een plek is waar iemand zich thuis
       weinig mensen nog vallen over zo’n bananenzin met niets aan. Op-  voelt. Een prettig huis, zónder t, is gewoon ‘een prettige
       vallend genoeg is de norm voor bananenzinnen met andere con-  woning’.
       structies (zoals dol zijn op en een broertje dood hebben aan) nog steeds
       tamelijk streng: het geldt als ‘slordige’ spreektaal, zeker niet als
       schrijftaal.
                                                                                                           Illustratie: Karin Nas-Verheijen

                                                                         willen/
                                                                                              wild
                                                                         wollen
       WAT ZEGGEN ZE WAAR?


       Over regionale verschillen in Nederland en Vlaanderen.
       VOLTOOID DEELWOORD VAN WILLEN

       In de standaardtaal gebruik je gewild                                           ewild
       als voltooid deelwoord van willen: ‘Dat
       heb ik nooit gewild.’ Maar in heel wat                                                  wild
       regio’s bestaan ook andere vormen,
       zoals wild, ewild en gewillen.
          Op het kaartje staan de meestvoor-              gewild
       komende regionale varianten, die vooral
       gebruikt worden als mensen dialect
       spreken. Meestal is ook de standaard-
       vorm gewild in gebruik.                                                                                    ONZE TAAL 2020  —  12


                                                           gewillen

                                    ewild
                                                                                                                15
   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20