Welk woord is ouder: wit of blank?
Dat is niet uit te maken. Blank en wit komen allebei al vele eeuwen voor in het Nederlands.
De woorden blank en wit zijn beide al in geschriften uit de dertiende eeuw aangetroffen. In het Protogermaans (dat rond het begin van de jaartelling werd gesproken) kwamen blanka (wellicht iets als ‘schitterend’) en hwitta (‘wit’) al voor.
Blank is in de loop van de twintigste eeuw sterk ingeburgerd geraakt als aanduiding voor iemand met een min of meer roze huidskleur. Wit wordt vooral gebruikt om iemands teint te beschrijven, zoals in wit zien en in de winter een witte huid hebben.
Huidskleur
Wit en blank hadden eeuwenlang allebei vaak betrekking op iemands huidskleur. Denk bijvoorbeeld aan de beschrijving van Sneeuwwitje: ‘lippen zo rood als bloed en een huid zo wit als sneeuw’. In een gedicht uit 1650 wordt de hals van een vrouw ‘blanker dan de hals van een witte zwaan’ genoemd. Een witte of blanke huid gold in delen van Europa lange tijd als een soort schoonheidsideaal; ook in die context werden wit en blank door elkaar gebruikt.
Kaukasisch
In geschriften uit de zeventiende eeuw komen wit en blank allebei voor in de neutrale betekenis ‘van nature een witte/blanke huidskleur hebbend’. In een verslag van de Verenigde Oost-Indische Compagnie uit 1646 wordt de bemanning van een schip als volgt omschreven: “180 witte gemonsterde Soldaten” en “swarte ende witte bootsghesellen”. In een ander citaat uit 1646 wordt melding gemaakt van zwarte kinderen die volgens de auteur ‘bijna blank’ leken, zó licht was hun huid.
Vanaf de negentiende eeuw werd ook wel gesproken van ‘het Kaukasische mensenras’ om witte/blanke mensen aan te duiden.
Wit en blank in Van Dale
Uit de verschillende drukken van Van Dale (1864-2015) blijkt dat blank (als het om de huid gaat) in de twintigste eeuw ingeburgerd raakte om mensen met een min of meer roze-witte huid aan te duiden, ter onderscheiding van mensen met een min of meer zwarte (donkere) huid. Wit kreeg (als het om de huid gaat) de betekenis ‘bleek’, zoals in wit om de neus worden.
In de dertiende druk (1999) nam Van Dale wit ook op als synoniem van ‘blank’, met daarbij het voorbeeld witte scholen: ‘scholen met overwegend blanke (autochtone) leerlingen’. Tegenover deze witte scholen staan zwarte scholen: ‘scholen met overwegend zwarte (allochtone) leerlingen’. In de recente online versie staat bij wit én blank: “met een van nature bleke, pigmentarme huid, etnografisch behorend tot de (afstammelingen van) Europese volkeren”.
Bewuste keuze voor wit
Sommige media kiezen sinds (ongeveer) 2016 bewust voor wit in plaats van blank als benaming voor de ‘roze’ huidskleur: de witte bevolking, witte boeren in Zimbabwe. Deze keuze valt op. Dat is een normaal verschijnsel als een woord anders wordt gebruikt dan lange tijd gebruikelijk is geweest. In dit geval geldt dat extra sterk doordat de keuze voor wit of blank verweven is met politiek gevoelige thema’s. Of wit op termijn wel of niet breed geaccepteerd wordt als vervanger van blank, zal de tijd uitwijzen.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!