Vaat komt niet los voor in de betekenis ‘bloedvat’. Maar als eerste lid van samenstellingen kan het wél deze betekenis hebben (bijvoorbeeld in vaataandoening, vaatchirurg, vaatverwijding, vaatwand en hart- en vaatziekten). Het Woordenboek der Nederlandsche Taal noemt vaat- “de stamvorm [= de vorm zonder voor- of achtervoegsels] van het meervoud vaten”.

Vaat- heeft zijn lange klinker waarschijnlijk dus aan het meervoud ontleend. Hetzelfde is het geval in bijvoorbeeld scheepsdek (schip - schepen) en stedenbouw (stad - steden).

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag