Wat is het meervoud van tuinman: tuinmannen, tuinlieden of tuinlui?
Deze meervoudsvormen zijn allemaal mogelijk. Het lijkt erop dat het meervoud tuinmannen tegenwoordig het gebruikelijkst is.
Woorden die op -man eindigen, kunnen drie meervoudsvormen hebben: op -lieden, op -lui en op -mannen. Het verschilt per woord welk meervoud of welke meervouden het best of het gebruikelijkst zijn.
Het meervoud tuinlieden is formeler dan tuinlui en tuinmannen. Tuinlui kán zelfs een wat geringschattende gevoelswaarde hebben. De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) vergelijkt bijvoorbeeld vooraanstaande zakenlieden met louche zakenlui, en de grote kooplieden uit de zeventiende eeuw met marktkooplui. In het algemeen geldt volgens de ANS dat zowel -lieden als -lui in het hedendaagse Nederlands minder gebruikt wordt dan vroeger, zeker in gesproken taal.
De meervoudsvormen op -lieden en -lui zijn dus langzaam aan het verdwijnen. Bij ‘nieuwere’ beroepen is het meervoud op -lieden of -lui soms zelfs helemaal niet mogelijk: het is niet klusjeslieden of klusjeslui en vuilnislieden of vuilnislui, maar klusjesmannen en vuilnismannen.
Een meervoudsvorm die in opkomst is, is die op -mensen: brandweermensen, vakmensen, zakenmensen. Die vorm is vooral handig als er (ook) vrouwen of non-binairen mee bedoeld (kunnen) zijn. Overigens is dit wat de betekenis betreft niets nieuws, want de woorden lieden en lui betekenen eigenlijk ook ‘mensen’.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Lees ook
Algemene Nederlandse Spraakkunst
Toch nog een vraag?
Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen
Meer voorbeelden van woorden op -man die (ook) een meervoud op -lui en/of -lieden hebben:
- ambachtsman: ambachtslieden, ambachtslui, ambachtsmannen
- bewindsman: bewindslieden, bewindsmannen, bewindspersonen
- bootsman: bootslieden, bootslui
- brandweerman: brandweerlieden, brandweermannen, brandweermensen
- buitenman: buitenlieden, buitenlui
- burgerman: burgerlieden, burgerlui
- cameraman: cameralieden, cameralui, cameramannen
- edelman: edellieden, edelmannen
- handwerksman: handwerkslieden, handwerkslui
- hoofdman: hoofdlieden, hoofdmannen
- hopman: hoplieden, hopmannen
- koopman: kooplieden, kooplui, koopmannen
- krijgsman: krijgslieden, krijgsmannen
- landman, landsman: landlieden, landslieden
- leidsman: leidslieden, leidsmannen
- loodsman: loodslieden, loodsmannen
- marktkoopman: marktkooplieden, marktkooplui, marktkoopmannen
- marktlieden, marktlui, marktmensen
- opperman: opperlieden, opperlui, oppermannen
- raadsman: raadslieden, raadsmannen
- speelman: speellieden, speellui
- sportman: sportlieden, sportlui, sportmannen, sportmensen
- staatsman: staatslieden, staatslui, staatsmannen
- stuurman: stuurlieden, stuurlui, stuurmannen
- timmerman: timmerlieden, timmerlui, timmermannen
- tuinman: tuinlieden, tuinlui, tuinmannen
- vakman: vaklieden, vaklui, vakmannen, vakmensen
- veerman: veerlieden, veerlui
- vertrouwensman: vertrouwenslieden, vertrouwensmannen
- verzetsman: verzetslieden, verzetsmannen
- visserman: visserlieden, visserlui, vissermannen
- voerman: voerlieden, voerlui, voermannen
- werkman: werklieden, werklui, werkmannen
- zakenman: zakenlieden, zakenlui, zakenmannen, zakenmensen
- zeeman: zeelieden, zeelui, zeemannen
- zegsman: zegslieden, zegsmannen
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!