Smouten is een werkwoord dat eigenlijk ‘met vet insmeren’ betekent en vandaar onder meer ook ‘iemand geld geven om iets gedaan te krijgen’. In het Bargoens betekende het ook ‘vertrouwen’. Het is afgeleid van het zelfstandig naamwoord smout, dat eigenlijk ‘vet’ betekent. Volgens het Bargoens Woordenboek (1986) heeft zich hieruit de betekenis ‘gunstige gelegenheid’ ontwikkeld. Het historische Woordenboek der Nederlandsche Taal (deel XIV, 1936) vermeldt een smoutje met daarbij de betekenis ‘een vetje, een voordeeltje, een buitenkansje’.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag