Kapoen = ‘gecastreerde man’

Kapoen heeft oorspronkelijk de betekenissen ‘gecastreerde haan’ en ‘gecastreerde man’. Sinterklaas was bisschop en het feit dat hij (mogelijk) celibatair leefde, zou in verband gebracht kunnen zijn met castratie en dus met kapoen. Een vergelijkbare associatie heeft er ook toe geleid dat kapoen vroeger als scheldwoord voor Joden werd gebruikt: het feit dat Joodse mannen besneden worden, werd in verband gebracht met castratie.

Kapoen = ‘schurk’, ‘deugniet’

Kapoen is overigens, net als het verwante Franse capon, al eeuwenlang een scheldwoord of spotnaam – de dichter Bredero (1585-1618) gebruikte het al. Het betekende ‘vreemde gast’, ‘schurk’, ‘bandiet’. In de loop van de tijd is de spotnaam steeds verder afgezwakt. In Vlaanderen worden kapoen en de verkleinvorm kapoentje tegenwoordig vooral gebruikt als liefkozende aanduidingen voor kinderen, in de betekenis ‘deugniet’. Dat ook Sinterklaas vooral liefkozend ‘kapoentje’ wordt genoemd, is goed mogelijk.

Klaas Kapoen

En dan is er ook nog Klaas Kapoen, een figuur die in de negentiende eeuw veel voorkwam op spotprenten. Deze fictieve persoon wilde maar niet deugen en uiteindelijk moest hij zijn moorddadige gedrag met de dood bekopen. Het is mogelijk dat deze volksfiguur zijn achternaam heeft doorgegeven aan die andere bekende Klaas.

Kalkoentje

Omdat kapoentje een wat onbekend woord is, verstaan sommigen in liedjes ‘kalkoentje’ in plaats van kapoentje. Meer misverstane sinterklaasliedjes staan in de verzameling mondegreens (mama appelsap). 

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag