In het Duits werd oorspronkelijk met eine Schwalbe machen bedoeld dat een speler op het gras neerstortte met de armen uitgespreid en de benen iets uit elkaar. Door deze houding deed zo’n speler denken aan een zwaluw (Schwalbe). Die vogel heeft immers lange, smalle vleugels en een gevorkte staart. Bovendien vliegen zwaluwen soms heel laag over vlak terrein. Al lange tijd geldt elke ‘fop-val’ als een schwalbe. Een speler die een schwalbe maakt, doet dus alsof een andere speler hem vreselijk hard tegen de grond werkt, terwijl dat niet zo is.

Er is weleens geprobeerd een Nederlands woord voor deze bedriegerij te bedenken. Fopduik leek even een kans te maken, maar komt zelden voor. Dat geldt zeker voor flauwval, alhoewel het een mooie vondst is vanwege de dubbele betekenis van val: ‘het vallen’ en ‘de valstrik’. Bovendien zit er een woordspeling in met flauwvallen en flauw doen (‘kinderachtig doen’).

Schwalbe krijgt in het Nederlands een kleine letter, zoals alle Duitse leenwoorden (bijvoorbeeld apfelstrudel, bildungsroman, spielerei en weltschmerz).

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag