Met ‘Doe jij ook mee aan de WK-pool?’ vraag je dus of iemand deelneemt aan een weddenschap. Een poule is deel van het toernooi: ‘Nederland is op het WK ingedeeld in poule vijf.’

Pool: ‘gokwedstrijd’

Een gokwedstrijd rond een sporttoernooi is een pool. Je spreekt het uit als ‘poel’ met een iets langer aangehouden oe. Pool is het woord voor een systeem van wedden waarbij de deelnemers kunnen raden naar de uitslagen van wedstrijden. Pool komt ook in samenstellingen voor, zoals voetbalpool (ook wel voetbaltoto genoemd) en WK-pool. Het bijbehorende werkwoord is poolen: ‘Zullen we poolen?’ Meer voorbeelden:

  • Ik ben nog aan het nadenken over wat ik zal invullen bij de pool op mijn werk.
  • Ik heb met mijn familie een pooltje opgezet voor het WK.

Poule: ‘groep deelnemers’

Het Franse woord poule (ook uitgesproken als ‘poel’, maar met een net iets kortere oe dan in pool) verwijst naar een indeling in groepen. Bijvoorbeeld: ‘Met welke landen is Nederland ingedeeld in de WK-kwalificatiepoule?’ Het gaat hier dus niet om een weddenschap, maar om een groep landen die zijn ingedeeld (vaak via loting of (deels) naar krachtsverhouding) om tegen elkaar te spelen.

Andere betekenissen van pool

Pool (het Engelse leenwoord dus) heeft ook nog de betekenis ‘groep, verzameling (van zaken of personen) waaruit men kan kiezen’. Het gaat daarbij vaak om een groep van flexibel in te zetten medewerkers. Deze betekenis komt voor in bijvoorbeeld banenpool, docentenpool en een pool van deskundigen.

In carpoolen gaat het om pool in de betekenis ‘gemeenschappelijk gebruik’.

En verder is pool een vorm van biljarten. Ook hierbij hoort het werkwoord poolen.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag