Ook al vormt weliswaar een vast geheel, maar wordt los geschreven. Op zichzelf zouden de woorden kunnen samensmelten; als twee woorden samen een vaste combinatie vormen, gebeurt dat wel vaker. Meestal en nogal zijn bijvoorbeeld wél één woord. Er is echter geen enkel naslagwerk dat ookal opneemt. Ook wordt nog steeds gezien als een ‘losse’ toevoeging bij het voegwoord al.

De combinatie ook al wordt in z’n geheel tot de toegevende voegwoorden gerekend. Ook al is dus vergelijkbaar met hoewel, maar gedraagt zich anders. Vergelijk:

  1. Hoewel hij de details niet begrijpt, kan hij het plan toch goed verkopen.
  2. Ook al begrijpt hij de details niet, hij kan het plan toch goed verkopen.

In zin 1 staat na het voegwoord hoewel het onderwerp hij; de persoonsvorm begrijpt staat verderop. In de hoofdzin (die begint met kan) is de volgorde juist andersom: eerst de persoonsvorm kan, dan het onderwerp - dit wordt ‘inversie’ genoemd. In zin 2 is het precies omgekeerd: inversie in de bijzin na ook al, en geen inversie in de hoofdzin.

De Algemene Nederlandse Spraakkunst vermeldt dan ook dat (ook) al zich niet echt als een voegwoord gedraagt, maar vanwege de betekenisovereenkomst met onder meer hoewel toch tot de voegwoorden wordt gerekend.

In zinnen als ‘Ben je er ook al?’ en ‘Ben jij ook al ziek geworden?’ wordt ook al overigens eveneens in twee woorden geschreven.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen