Linker en rechter worden aan het volgende woord vast geschreven als het links-zijn of rechts-zijn een vaste eigenschap is, zoals bij lichaamsdelen en kledingstukken: linkerarm, rechtervoet, linkerschoen, rechterbroekspijp. Maar ook bijvoorbeeld rechtermiddenvelder, linkerspits, rechterrijstrook en rechterbovenhoek worden aan elkaar geschreven. In al deze woorden is ‘rechts’ of ‘links’ een vaste eigenschap: hoe je het ook wendt of keert, je linkerarm blijft altijd je linkerarm en je rechtervoet altijd je rechtervoet. Een linkerspits is ook een linkerspits als de doelman hem rechts ziet, en een snelweg kan twee (of zelfs meer) rechterrijstroken hebben. 

Linker en rechter als toevallige eigenschap

Als iets zich ‘toevallig’ links of rechts bevindt, ligt los schrijven meer voor de hand: dat linker boek, die rechter computer, het rechter stukje taart. Rechter en linker zijn namelijk bijvoeglijke naamwoorden. Daardoor kun je zeggen: ‘Welk boek wil je: het rechter of het linker?’ (Delen van samenstellingen die geheel bestaan uit zelfstandige naamwoorden kun je niet zo gebruiken: ‘Welke fiets wil je: de bak- of de race-?’ is geen normale Nederlandse zin.)

Aaneenschrijven bij toevallige eigenschap

Aaneenschrijven is bij toevallige combinaties overigens niet ‘fout’. Als er bijvoorbeeld twee boeken naast elkaar liggen, kun je het ene het rechterboek en het andere het linkerboek noemen. Als je echter rechter boek en linker boek schrijft, maak je extra duidelijk dat de boeken toevallig zo lagen, gezien vanuit jouw perspectief. 

Door onderscheid aan te brengen tussen de vaste en de toevallige eigenschap ‘links’ of ‘rechts’ kun je verschil maken tussen linker oever (op dat moment bekeken) en linkeroever (stroomafwaarts gezien), en tussen linker schoen (in een rij schoenen op een schoenenrek bijvoorbeeld) en linkerschoen (voor de linkervoet).

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag

Hieronder staan voorbeelden van woorden waarin linker- of rechter- een vaste eigenschap is. Ze worden helemaal aan elkaar geschreven.

linkerkant rechterkant
linkerarm rechterarm
linkerbeen rechterbeen
linkerborst rechterborst
linkerbroekspijp rechterbroekspijp
linkerdij rechterdij
linkerhand rechterhand
linkerhersenhelft rechterhersenhelft
linkerkantlijn rechterkantlijn
linkerknie rechterknie
linkerknop rechterknop
linkerkolom rechterkolom
linkerkuit rechterkuit
linkermouw rechtermouw
linkernier rechternier
linkerrijstrook rechterrijstrook
linkerschoen rechterschoen
linkerschouder rechterschouder
linkerspits rechterspits
linkervoet rechtervoet
linkerwang rechterwang

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!