‘U kunt hier overstappen op (de) lijn 3 en op (de) lijnen 6 en 7.’ Wanneer moet je de toevoegen?
‘U kunt hier overstappen op lijn 3 en op de lijnen 6 en 7’ klinkt het gewoonst. Bij het meervoud lijnen staat de: de lijnen 6 en 7. In het enkelvoud hoeft dat niet: lijn 3.
Enkelvoud: lijn 6
In het enkelvoud is de niet altijd nodig als een zelfstandig naamwoord iets aanduidt wat ‘enig in zijn soort’ is. Een ding of persoon kan soms ondubbelzinnig geïdentificeerd worden doordat er bijvoorbeeld een naam achter staat, of een letter of cijfer. De grammaticaboeken spreken in zo’n geval van “substantieven met unieke referentie”; de Algemene Nederlandse Spraakkunst geeft er heel wat voorbeelden van.
Bekende gevallen van unieke referentie zijn:
- rijksweg A43, fietsroute LF 13
- tram 6, bus 14A, lijn 6
- bladzijde 23, hoofdstuk 9
- gevangene 1078B
- minister Cramer, premier Balkenende, koning Willem-Alexander
Van al deze personen of zaken is er maar één, in elk geval binnen de gegeven context. Hoe meer zo’n verbinding ingeburgerd raakt, hoe minder het lidwoord nodig is. In zeer vaste verbindingen – zoals koning Willem-Alexander – móét het zelfs worden weggelaten.
Meervoud: de lijnen 6 en 7
In het meervoud is het gebruik van het lidwoord de in zulke gevallen vrijwel verplicht. De referentie is dan niet uniek genoeg meer van zichzelf.
- de lijnen 6 en 7
- de hoofdstukken 9 en 10
- de ministers Donner en Cramer
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!