Heil is ‘genezing’, en in guichel zit het verouderde zelfstandig naamwoord guich (‘iets geks, gekheid’) en het werkwoord guichelen (‘gekheid maken’, hiermee hangt ook goochelen samen). De plant werd vroeger gebruikt als geneesmiddel tegen zenuwziekten.

Het woord guichelheil kreeg vooral bekendheid doordat het voorkwam in het Groot Dictee van 1998.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag