Waarom hebben we een g én een ch?
De g en de ch zijn van oorsprong twee verschillende klanken. Het verschil is deels verdwenen, maar niet helemaal.
Stemhebbend en stemloos
De ch en de g verhouden zich ongeveer net zo tot elkaar als bijvoorbeeld de f en de v, of de s en de z. De ch, de f en de s zijn zoals dat heet stemloos. Daarmee is bedoeld: je stembanden trillen niet mee als je de ch, f en s uitspreekt. De g, de v en de z zijn stemhebbend. Dat betekent dat je stembanden wel meetrillen in de uitspraak.
Dit verschil tussen stemhebbende en stemloze klanken geldt voor de standaarduitspraak. Er zijn veel mensen bij wie de s en de z ongeveer hetzelfde klinken, net als de f en de v. Dat geldt in nog sterkere mate voor de ch en de g: die klinken bij de meeste mensen min of meer hetzelfde. Dat komt onder meer doordat de ch/g een keelklank is, waardoor je nauwelijks kunt horen of de stembanden meetrillen of niet.
Afsgaffen, dat versgil?
Toch zijn er gevallen waarin het verschil (voor sommige mensen) nog te horen is, bijvoorbeeld als je de woorden vlaggen en lachen uitspreekt. Voor de een rijmen die woorden op elkaar, maar voor de ander niet. Dat is een argument voor het behoud van een verschil in spelling tussen die woorden.
De voornaamste reden voor het behoud van de g en ch is dat we nu eenmaal gewend zijn aan de g in woorden als vlag en de ch in woorden als lach. Het afschaffen van het verschil tussen g en ch zou een grote verandering zijn in de spelling. Je zou dan bijvoorbeeld afsgaffen, versgil en gaos moeten gaan schrijven, of juist chrote, chichantisch en zwijchen.
Voor verwante woordparen als klagen - klacht en jagen - jacht zou het misschien wel handig zijn om óf de g óf de ch te kiezen. Waarom we klacht en jacht met ch schrijven, lees je op het tabblad ‘Achtergrond’.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Toch nog een vraag?
Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen
Jagen en jacht: stemhebbend wordt stemloos
Het verschil in uitspraak tussen de g en ch zie je ook terug in woordparen als jagen - jacht en klagen - klacht. De woorden jacht en klacht zijn afgeleid van jagen en klagen. De stemhebbende g van jagen en klagen wordt stemloos als je er een t achter zet. Daarom schrijven we jacht en klacht nu met ch.
Maar dat was niet altijd zo. Toen de spelling van het Nederlands nog niet vastlag, kwamen vormen als jagt/jacht en klagt/klacht door elkaar voor. In de eerste officiële spelling, die van hoogleraar Matthijs Siegenbeek uit 1804, werd gekozen voor jagt en klagt, en ook bijvoorbeeld voor gewigt en vlugt. De reden: die woorden zijn afgeleid van jagen, klagen, wegen en vliegen, en Siegenbeek vond dat dat in de spelling te zien moest zijn.
Er stonden ook woorden met ch in de lijst van Siegenbeek, zoals lucht en wacht, omdat die niet van een werkwoord met een g waren afgeleid. Soms stonden er twee vormen in, zoals ligt en licht: ligt betekende ‘niet zwaar’, terwijl licht goed was in andere betekenissen, zoals ‘niet donker’.
Siegenbeeks keuze kreeg veel kritiek. Bij jagt en klagt was nog wel een verband te zien met jagen en klagen, maar hoe moest een gemiddelde taalgebruiker weten dat bogt bij buigen hoorde? En Siegenbeek spelde regt met een g, omdat het woord volgens hem verwant was met rijgen, maar ook dat was uiteraard niet voor iedereen vanzelfsprekend (en het bleek later ook niet te kloppen). Bovendien kwam de spelling met ch ook in Siegenbeeks tijd al veelvuldig voor – al eeuwen zelfs.
Bij de eerstvolgende spellingwijziging, die van De Vries en Te Winkel in 1863, werd dan ook besloten de combinatie van een g/ch-klank en een t als cht te schrijven. Voor werkwoordsvormen werd een uitzondering gemaakt (zegt, klaagt), net als voor afleidingen op -te (hoogte, menigte).
Meer over stemloos en stemhebbend: ’t kofschip
De stemloze medeklinkers zijn niet alleen de ch, de f en de s, maar ook de k, de p en de t. Dat zijn precies de zes medeklinkers die in ’t kofschip zitten: het ezelsbruggetje dat veel mensen gebruiken om te bepalen of in de verleden tijd -te of -de goed is. Na een stemloze medeklinker krijg je een vervoeging met de eveneens stemloze -te (juichte, plofte, siste), na een stemhebbende medeklinker juist een vervoeging met de stemhebbende -de (vlagde, doofde, suisde). Die stemhebbende d zie je terug in het voltooid deelwoord: gevlagd, gedoofd, gesuisd.
Wat veel mensen als een lastige spellingregel zien bij de werkwoordvervoeging, is dus in feite iets wat direct voortvloeit uit de uitspraak.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!