De verkorte vorm van het voornaamwoord haar is oorspronkelijk ’r. Deze vorm is vergelijkbaar met onder meer ’k en ’m:

  1. ’k Weet niet goed wat je bedoelt.
  2. Ik heb ’m gisteren nog gezien.
  3. Ze hebben ’r tot voorzitster gekozen.

Daarnaast bestaat d’r. Die d zit oorspronkelijk niet in haar, maar is erbij gekomen doordat die in de uitspraak vaak gehoord werd, bijvoorbeeld na een n of een l:

  1. Ik zal ’r/d’r even bellen.
  2. Er zit iets aan ’r/d’r jas.

Die vorm d’r is vervolgens een eigen leven gaan leiden, en komt in informele schrijftaal inmiddels ook al enige tijd voor. Zowel ’r als d’r kan als persoonlijk voornaamwoord (zin 1 hierboven) én als bezittelijk voornaamwoord (zin 2) gebruikt worden.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail