Wat is juist: alsmaar of almaar?
Almaar en alsmaar zijn allebei juist. Beide woorden betekenen ‘steeds, voortdurend, altijd maar’.
Almaar en alsmaar zijn synoniemen van elkaar en kunnen beide gebruikt worden in zinnen als ‘Ze werkte lang door en het resultaat werd alsmaar beter’ en ‘De prijzen werden almaar hoger.’
Sommige taalgebruikers vinden almaar een nettere vorm dan alsmaar. In het dagelijks taalgebruik is alsmaar veel gewoner dan almaar. De woordgroep alsmaar beter komt op internet vele malen vaker voor dan almaar beter.
Geschiedenis
Oorspronkelijk werd al maar als twee losse woorden geschreven. Soms stond er nog een woord achter: al maar door, al maar voort, al maar toe. Nicoline van der Sijs meldt in haar Chronologisch Woordenboek dat almaar, als één woord, in 1906 voor het eerst op schrift is gebruikt.
Alsmaar is in een bron uit 1928 voor het eerst op schrift aangetroffen. Het komt uit het Jiddisch: in het boekje Resten van een taal van H. Beem (1967) staat dat als in het Jiddisch in de betekenis ‘telkens’ werd gebruikt. Het komt in deze betekenis van het Middelhoogduitse alleß en is volgens Beem “overgegaan in de Nederlandse volkstaal: als maar”. Alsmaar is dus niet almaar met een extra s, maar heeft een eigen herkomst: ‘telkens maar’.