Oubollig heeft in de loop van de tijd verschillende betekenissen gehad. De oudste vorm was abolge: het hoorde bij het werkwoord belgen, dat ‘kwaad maken’ betekende. Abolge betekende dan ook ‘boos’. Later verschoof de betekenis via ‘gek, dwaas’ naar ‘koddig’. Rond de jaren tachtig namen de woordenboeken bij oubollig die betekenis ‘koddig’ op, en ‘ruw-komisch’. In de jaren negentig en de jaren nul kwamen daar betekenissen als ‘flauw’, ‘benepen’, ‘kneuterig’, ‘niet verrassend’ en ‘ouderwets’ bij. Deze laatste, negatievere betekenissen zijn nu het gewoonst. De betekenis ‘ouderwets’ is vermoedelijk ontstaan doordat mensen het begin van het woord (eigenlijk dus ten onrechte) met oud associëren.

Voorbeelden met oubollig:

  • ‘Toen was geluk heel gewoon’ is een oubollige film.
  • Wat een oubollige WK-commercial had Heineken.
  • Denk dus niet dat het een oubollig recept is! Hollandse groenten zijn weer helemaal in.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail