Frikadel is een oud woord. Het kwam al in de zeventiende eeuw voor als benaming voor een bal of schijf gehakt.

De naam frikandel voor de bekende gefrituurde snack is eind jaren vijftig bedacht door Gerrit de Vries, een snackfabrikant uit Dordrecht. Toen de gehaktbal van De Vries in verband met nieuwe wettelijke eisen voor het meelgehalte in vleesproducten niet langer gehaktbal mocht heten, gaf de fabrikant hem de vorm van een ruwe worst en noemde hij hem frikandel. Volgens de Etymologiebank moest deze naam doen denken aan de vertrouwde frikadel. Door de ingevoegde n leek de naam van de snack bovendien een beetje op fricandeau, een ‘chiquere’ vleessoort. Een andere fabrikant, Beckers, nam de naam frikandel over toen hij van de ruwe worst een gladde versie maakte.

Frikadellen worden vooral in België gegeten. Frikandellen zijn er ook wel bekend, maar heten daar vaak curryworst.

In Duitsland kennen ze de Frikadelle. Dat is daar een gehaktbal óf nog iets anders: een Duitse of Amerikaanse biefstuk.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail