Woorden die eindigen op het achtervoegsel -sel zijn eigenlijk altijd het-woorden (onzijdige woorden). Denk bijvoorbeeld aan het baksel en het achtervoegsel. Ook deksel was vroeger uitsluitend onzijdig. Het eerste Groene Boekje (1954) en het Woordenboek der Nederlandsche Taal (deel III, 1916) vermelden alleen het deksel. Tegenwoordig vermelden de naslagwerken bij deksel twee geslachten: mannelijk (de deksel) en onzijdig (het deksel).

Bij de deksel horen ook die deksel en deze deksel. Het bijvoeglijk naamwoord krijgt een -e: een rode deksel, de stevige deksel. Bij het deksel horen dit deksel en dat deksel, een rood deksel en het stevige deksel.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail