struweel
struweel (het)
Citaat
“Dat betekent dat er regels komen. Bijvoorbeeld de plicht om bij nieuwbouw zorg te dragen voor de ‘huisvesting’ van gierzwaluwen, vleermuisvriendelijke verlichting en struweel waar marters zich op hun gemak voelen.”
(Bron: Al moet Breda een ‘zaadbommenwerper’ inzetten, de stad zal hoe dan ook een groot park worden – Nico Schapendonk, BN DeStem, 27 juni 2021)
Betekenis
struikgewas
Uitspraak
[stru-weel]
Woordfeit
Er zijn in het Nederlands maar weinig (niet-samengestelde) woorden die op -uweel eindigen: fluweel, juweel, truweel (een variant van troffel) en struweel. Deze woorden komen alle vier uit het Frans van de dertiende of veertiende eeuw: fluweel komt van veluel, juweel van jüel, truweel van truele en struweel van struvel. De eerste drie gaan uiteindelijk terug op het Latijn. Maar struvel is vanuit een Germaanse taal in het Frans terechtgekomen, al is de precieze oorsprong niet bekend.
Mogelijk is er een verband met het oude Nederlandse strobbe, dat ‘boomstronk’ betekent, en ook met stroef (‘ruw, oneffen’). Ook dialectwoorden als struif voor ‘borstelig of overeind staand haar’ en stroevel of struivel voor ‘bos verward haar’ zijn waarschijnlijk verwant met struweel.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!