patjepeeër
onbeschaafde persoon; patser
Citaat
“Dat ‘hun hebben’ het gaat redden, is onwaarschijnlijk. Die regel is sterk sociaal geladen, en wordt vaak geassocieerd met de taal van de patjepeeër.”
(Bron: Is het ‘groter dan’ of ‘groter als’? Het ligt er maar net aan wie je het vraagt, blijkt uit onderzoek – Peter de Jong, Het Parool, 30 maart 2023)
Betekenis
onbeschaafde persoon, die vaak wel geld heeft; patser
Uitspraak
pat-juh-pee-uhr
Woordfeit
Marc De Coster omschrijft patjepeeër in zijn Groot Scheldwoordenboek (2007) als: “proleet [= onbeschaafd persoon] die zich in de beau monde ophoudt maar door de elite wordt afgewezen wegens gebrek aan beschaving”. Een patjepeeër was oorspronkelijk iemand die weliswaar veel geld had, maar zich (in elk geval in de ogen van de elite) niet beschaafd gedraagt. Tegenwoordig overheerst vaak het onbeschaafde, ordinaire aspect en hoeft een patjepeeër niet per se rijk meer te zijn.
Waar patjepeeër precies vandaan komt, is niet bekend. Mogelijk is het ontstaan als variant op de vergelijkbare woorden patjakker en plebejer. Patjakker (‘smeerlap, naarling’) komt vermoedelijk van het Maleise woord badjak, dat ‘zeerover’ betekent. Plebejer (‘niet-adellijk iemand’, ‘iemand zonder fatsoen’) is een vernederlandsing van het Latijnse plebeius, ‘iemand uit het volk’. Dit is weer een afleiding van plebs, dat we ook in het Nederlands nog kennen voor ‘het gewone volk’ (vaak met negatieve bijklank: ‘het gepeupel, het grauw’).
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!