fecaal
fecaal
Citaat
“Bij elke ademteug die hij tussen zijn slagen maakt, sijpelt dat water zijn mond binnen. Water dat te vies was om er recreanten in te laten zwemmen vanwege de aangetroffen ‘fecale verontreiniging’.”
(Bron: Zieke Maarten van der Weijden staakt zijn extreme zwemtocht langs de elf Friese steden – Erik van Lakerveld, de Volkskrant, 20 augustus 2018)
Betekenis
betrekking hebbend op uitwerpselen (en/of daarin aangetroffen bacteriën)
Uitspraak
[fee-kaal]
Woordfeit
Het bijvoeglijk naamwoord fecaal en de bijbehorende woorden fecaliën en feces (die allebei ‘uitwerpselen’ betekenen) zijn ontleend aan het Latijn. Feces komt van faeces, het meervoud van faex, dat oorspronkelijk ‘droesem (van wijn)’ en ‘bezinksel’ betekende; later kreeg de meervoudsvorm faeces in het Latijn de specifieke betekenis ‘uitwerpselen’. Het hiervan afgeleide bijvoeglijk naamwoord faecalis kwam in het Nederlands terecht als fecaal. Daarnaast werd faecalia, de onzijdige meervoudsvorm van faecalis, in het Latijn ook als zelfstandig naamwoord gebruikt (in dezelfde betekenis als faeces), en dat leidde tot ons woord fecaliën.
De drie genoemde woorden kwamen in de negentiende eeuw in het Nederlands in gebruik in wetenschappelijke teksten. Ze werden toen nog met ae gespeld: faeces, faecaliën en faecaal. De spelling met alleen een e is halverwege de twintigste eeuw officieel ingevoerd.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!