advent
advent (de)
Citaat
“Deze kerk is vierenhalf jaar gesloten geweest. Ik was bang dat ze het orgel zouden laten verstoffen. Dat is gelukkig niet gebeurd. Er zijn op dit moment nog geen katholieke erediensten, dus hier is er voor een organist niet veel te doen. Alleen concerten, komende zondag dus weer. Het is een advent- en kerstconcert.”
(Bron: ‘De stad van Willem Hörmann: “Den Bosch is geen wereldstad, maar wel een orgelstad”’ – Jarry Popelier, Brabants Dagblad, 11 december 2021)
Betekenis
de voorbereidingstijd voor Kerstmis
Uitspraak
[at-vent] of [at-fent]
Woordfeit
Op de vierde zondag voor Kerstmis begint de adventstijd oftewel de advent. In deze weken bereiden christenen zich voor op Kerst en op de komst van Christus. De ‘(aan)komst van de Heer’ is in het Latijn adventus Domini. Adventus betekent ‘aankomst’ en is afgeleid van advenire, dat ‘aankomen, naderen’ betekent; het bestaat uit ad (‘naar, tot’) en venire (‘komen’). Adventus is in het Nederlands advent geworden.
De adventstijd is de voorbereidingstijd voor Kerstmis. Veel mensen kennen wel de adventskalenders waarvan je in de weken voor Kerst elke dag een vakje mag openmaken (en waar dan bijvoorbeeld een chocolaatje in zit). Er zijn kerstmarkten en kerst- en adventsconcerten. In de kerken wordt op elk van de vier zondagen van de advent een volgende adventskaars aangestoken.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!