Wat betekent van dik hout zaagt men planken en waar komt deze uitdrukking vandaan?
Van dik hout zaagt men planken wil meestal zeggen dat er ergens weliswaar hard wordt gewerkt, maar niet bepaald netjes en precies. Het kan ook betekenen dat iemand flink op zijn donder of zelfs een pak slaag krijgt. Ook als mensen ongenuanceerd uit de hoek komen, kun je de uitdrukking gebruiken: ‘De commentaren op Twitter waren weer van dik hout zaagt men planken.’
Van dik hout zaagt men planken is in feite een doodgewone waarheid: alleen dikke boomstammen zijn geschikt om (flinke) planken van te zagen. Bovendien hoef je bij dik hout niet zo precies te zijn als je aan het zagen bent. In figuurlijke zin werd dit: ‘met goed materiaal kun je zorgeloos aan de slag’. Later kreeg die zorgeloosheid de boventoon: ‘flink tekeergaan zonder van tevoren na te denken over de eventuele gevolgen of zonder je in te leven in een ander’.
Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) werd van dik hout zaagt men planken aanvankelijk figuurlijk gebruikt om aan te geven dat rijke mensen het vaak leuk vinden te laten zien dat ze rijk zijn door achteloos veel geld uit te geven. ‘Het gaat er van dik hout zaagt men planken’ betekent volgens het WNT dus in eerste instantie: ‘ze geven daar heel gemakkelijk geld uit; ze doen alsof het allemaal geen geld kost’. Als tweede betekenis heeft het WNT: ‘iemand krijgt een flink pak slaag’. De huidige betekenis ‘het gaat er stevig en grof aan toe’ is iets jonger. Van Dale vermeldt deze betekenis sinds zijn vierde druk (1898).
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!