Wat betekent tuig van de richel en waar komt deze uitdrukking vandaan?
Tuig van de richel is wat je noemt ‘slecht volk’, oftewel: gajes, schorem, schorriemorrie, gespuis, geteisem, rapaille, uitschot.
Waar deze uitdrukking vandaan komt, is niet duidelijk, maar er zijn wel verschillende theorieën over.
De eerste theorie verwijst naar richel als benaming voor een dikke plank in een koestal, waarop het vee met de achterpoten stond. Later was deze richel van metselwerk. Een oudere variant van tuig van de richel was vee van de richel. Misschien is vee van de richel in de betekenis ‘gespuis, gajes’ hierop terug op de richel in een stal (waar de beesten hun behoefte op deden). Het woord vee was al eeuwenlang een scheldwoord, maar het is wel een beetje kort. Het is daarom niet zo vreemd dat men op zoek ging naar een uitbreiding, en daarbij koos voor de toevoeging van de richel.
De tweede theorie verwijst naar richel als aanduiding voor de goedkoopste plaatsen in de schouwburg van vroeger. In het boek Toen ik nog jong was (1901) van Justus van Maurik staat: “De Richel was een smal bankje, achter tegen den schuinen wand van de kap aangebracht. Men kon daar zoowat zitten, maar niets zien van ’t geen op het tooneel gebeurde; daarom moesten zij, die daar plaatsen hadden, gedurende de voorstelling staan, of leunen op de ruggen van de menschen, vóór hen. Nu nóg noemt men in Amsterdam het minste soort menschen: ’t Vee van den Richel.”
Ergens in de negentiende eeuw ontstond naast vee van de richel de variant tuig van de richel. Tuig is afgeleid van werktuig. Je komt dit woord nog steeds tegen in bijvoorbeeld oorlogstuig en vistuig. Het kreeg later ook de betekenis ‘slechte spullen’ en vandaar (in het begin van de achttiende eeuw) ook ‘slechte mensen’. Het blijft helaas onduidelijk of met vee van de richel – en later dus ook tuig van de richel – nu oorspronkelijk koeien of ander vee bedoeld zijn óf arme schouwburgbezoekers.
Een andere verklaring die soms opduikt, is dat richel een verwijzing is naar De Richel, een zandplaat of zandbank nabij Vlieland, waar in de VOC-tijd schepen vaak enige tijd voor anker lagen. Dit zou dan gebeuren om het scheeps-tuig op te knappen. Ook zou tuig kunnen verwijzen naar de arme scheepslieden die daar onder invloed van drank werden ingescheept of naar ruwe schepelingen die terugkwamen uit de Oost: tuig van de Richel dus. Wat er niet klopt aan dit verhaal, is dat deze Richel in de VOC-tijd nog niet bestond, én dat de uitdrukking pas zo’n twee eeuwen ná de VOC-tijd in gebruik is gekomen.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!