Wat betekent op je paasbest en waar komt deze uitdrukking vandaan?
Op je paasbest betekent ‘op je allermooist’. Iemand die op zijn/haar paasbest gekleed is, heeft dus zijn/haar beste (nieuwe) kleren aan.
Deze uitdrukking verwijst naar het gebruik om met Pasen nieuwe kleren aan te trekken. Tegenwoordig gebeurt dit niet meer speciaal voor Pasen (eerder met Kerstmis), maar tot ver in de twintigste eeuw wel. De Dikke Van Dale vermeldt ook nog de uitdrukking zijn paasbest aantrekken (‘zijn beste kleren aantrekken’). De verouderde uitdrukking op zijn paaspronk betekende hetzelfde als op zijn paasbest.
Pasen
In het Woordenboek der Nederlandsche Taal staan nog meer uitdrukkingen waarin Pasen een rol speelt. De bekendste is als Pasen en Pinksteren op één dag vallen (wat ‘nooit’ betekent). Minder bekend zijn:
- het is Pasen en Pinksteren (‘heel gelukkig, heel voordelig’);
- Pasen en Pinksteren laten zien (‘alles laten zien’; vooral: ‘de schaamdelen laten zien’)
- men roept zo lang Pasen, tot het eens komt (gezegd als iets eindelijk gebeurt, nadat er lang naar is uitgekeken)
- vijgen na Pasen (gezegd van iets wat te laat komt)
- als hij lacht, is het Pasen achter zijn oren (gezegd van iemand die zelden lacht)
Daarnaast zijn er nog de oude volkswijsheden ‘witte Kerstmis, groene Pasen’ en ‘groene Kerstmis, witte Pasen’, die iets zeggen over het weer dat we met Pasen mogen verwachten.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!